Oude en jonge zielen

Het “ken u zelf” roept de wereld je van alle kanten toe wanneer je jezelf wilt ontwikkelen. Maar wat is het referentiekader? Hoe kun je iets van jezelf zeggen zonder te vergelijken met anderen? Het zelfonderzoek gaat hand in hand met het kijken naar je omgeving.

Ik leer de ander kennen in de ontmoeting. Hiervan zijn er vele soorten. Het varieert van het op een afstand observeren van passanten tot de levenslange intensieve samenwerking met familieleden, partners en vrienden. Het begint met alleen de waarneming hoe iemand zit, loopt of praat, vervolgens komt de interactie, het afrekenen bij de kassa of het vermijden van een botsing op de stoep. Dit zijn eenmalige ontmoetingen. Hier is al een grote verscheidenheid waarneembaar, die gebaseerd is op het direct zintuiglijke. Wat zichtbaar wordt is vooral het fysieke en het gewoonteleven.

Wanneer we elkaar herhaald ontmoeten, vooral wanneer er een of meer nachten tussen zitten, krijgen we wat meer kans om ook iets van de ziel van de ander mee te maken. Hiervoor hebben we de eigen ziel nodig. Is er herkenning, warmte, of afstandelijkheid? Is er gerichtheid op elkaar, of op de zaak, de gemeenschappelijke taak? Of lijkt het dat we elkaar alleen maar in de weg lopen, of in elkaar geïnteresseerd zijn zonder benoembare reden? In hoeverre is er een symmetrie in de ontmoeting, of is er openheid aan de ene en geslotenheid aan de andere kant? Hier beginnen we elkaar en onszelf te leren kennen.

Reflecterend op dergelijke relaties, die zich minstens over meerdere dagen uitstrekken en liefst ook bij verschillende soorten gebeurtenissen, kunnen we een blik krijgen op wat we in diepere zin met elkaar hebben. Wat leeft er in ons gemeenschappelijke karma dat we elkaar op deze wijze ontmoeten? Wat hebben we elkaar te geven? Wat valt er te vereffenen? Waaraan moeten we samen werken?

reincarnationIn sommige gevallen zijn we zo fortuinlijk dat we iemand leren kennen tijdens vele jaren van wisselende ontmoetingen en samenwerkingen, inclusief conflicten, mogelijkerwijs zelfs gedurende zijn hele leven. Soms is het korter, maar gunnen we elkaar een blik op de voorafgaande  jaren, of op essentiële gebeurtenissen en keuzes. We zien dan een groot deel van zijn ontwikkelingsweg en daarbij ook een vermoeden van startpunt en startrichting. Hoe werd hij geboren? Waarmee? Waartoe?

Een aspect dat daarbij opdoemt is of hij al een lange ontwikkelingsweg op aarde achter zich heeft, of dat de aarde nog betrekkelijk nieuw voor hem is. Is hij (heeft hij?) een oude of een jonge ziel? Hierbij een paar mogelijke waarnemingsrichtingen:

  • Is de hele levenshouding vol initiatief, krachtig ondernemend, actief  (jong), of meer passief en beschouwend (oud)?
  • Heeft hij ‘aangeboren’ eigenschappen als empathie, moraliteit, liefde, die hij bewust kan inzetten (oud), of is hij juist bezig deze gedurende het leven te ontwikkelen (jong)?
  • Is hij een natuurlijke voorzitter, leider, gids (oud), of is hij juist op zoek naar deze (jong).
  • Heeft hij de neiging om een eigen, zelfstandige weg te gaan, eventueel zelfs in isolement (oud), of zoekt hij juist het gemeenschappelijke en heeft hij een flexibiliteit om met verschillend geaarde anderen samen te werken (jong)?
  • Is zijn streven erop gericht om via het fysieke, de zintuigen, de uiteenzetting met de aarde, het hogere, kosmische, te bereiken (jong), of probeert hij juist vanuit een kosmisch standpunt greep te krijgen op zijn omgeving, op het fysieke (oud)?
  • Hoe weet hij of iets waar is? Heeft hij het gezien, meegemaakt, doordacht (jong), of weet hij gewoon dat het waar is en zoekt naar voorbeelden en argumenten om het te illustreren (oud).

Uiteraard moet men met dergelijke waarnemingen uiterst voorzichtig zijn. Het zijn slechts mogelijke indicaties. Het doel is beslist niet om hiermee een oordeel over de ander uit te spreken, maar om de waarneming te oefenen waarmee dan de blik op de eigen ziel kan worden verrijkt. Het “ken u zelf” staat voorop.

 

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven