De oude ziel

Hij is al vele levens op aarde. Misschien al vanaf Lemurië en heeft hij de overgang naar Atlantis meegemaakt. Hij heeft gevochten met reuzen, gewerkt met dwergen en de wonderen van de grote magiërs aanschouwd. De schoonheid en de uitdaging van de aarde zorgden dat hij keer op keer terugkeerde om haar verder te ontdekken. Hij beklom de bergen, stak de oceanen over en doortrok de woestijnen.

In ieder leven leerde hij de aarde beter kennen, maar hij zag ook dat deze steeds harder werd. Hij verharde mee, waardoor hij in ieder leven jonger de droom van zijn oorsprong verloor. Zijn wijsheid groeide en werd voortdurend aardser. Langzaam verdween de sterrenwereld, waarin hij tussen de levens verbleef, uit zijn aarde bewustzijn. Slechts het besef bleef dat het grote Zonnewezen eens de verhardende aarde zou redden.

Gedurende de aardelevens ontwikkelde de individuele mensen zich verschillend omdat ze andere ervaringen opdeden. Hun individuele wijsheden kregen daardoor een verschillend karakter. Gezamenlijk konden ze hierdoor meer van de aarde begrijpen, maar langzamerhand kwam een toenemende hardheid tussen hen in te staan. Het verlangen groeide naar de komst van het Zonnewezen dat dit proces zou keren.

De komst van de jonge zielen, koningen en herders

Geleidelijk aan werd de aarde ook bevolkt door jonge zielen, die zich daar nog nooit, of lange tijd niet geïncarneerd hadden. Zij kwamen met een andere achtergrond, met andere verlangens, aanbaden andere goden in andere tempels. Sommige oude en jonge zielen probeerden van elkaar te leren, bijvoorbeeld door in elkaars gemeenschappen te incarneren, maar de samenwerking verliep meestal moeizaam. In het algemeen probeerden ze liever om elkaar te vermijden en in verschillende gemeenschappen te leven, of in verschillende sociale milieus of kasten, bijvoorbeeld edelen, priesters, handwerkslieden, boeren. Extreem gesteld: koningen en herders.

Voor beide groepen gold dat ze tijdens hun leven slechts een vaag beeld hadden van de oorzaken van hun verschillen, vermoedelijk met uitzondering van enkele ingewijden. Bovendien waren ze gewend aan grote verschillen in levensstijl tussen de diverse gemeenschappen. Door hun verduisterde bewustzijn zagen ze niet of deze een aardse of een kosmische oorsprong hadden.

De komst van de jonge zielen volgde een kosmisch plan. Op een gegeven moment werd dit tussen twee incarnaties aan grote groepen vertegenwoordigers van beide groepen duidelijk gemaakt. Een samenwerking was essentieel om de verdere verharding van de zielen tegen te gaan. Oude zielen kregen de taak zich nadrukkelijk met de jonge zielen uiteen te zetten. Dit kan op verschillende manieren. Veel van de processen die we op dit moment zien kunnen in dat licht worden begrepen.

Van confrontatie tot samenwerking

Emigraties, gastarbeiders en asielzoekers brengen culturen bijeen en dwingen het individu zich met andere denkwijzen en zielenhoudingen uiteen te zetten. We worden gedwongen om uit onze comfortzone te komen en ons zielenkwaliteiten te vernieuwen. Uiteraard gaat dat niet gemakkelijk. Er moet weer soepelheid en leven worden aangebracht in gedurende vele levens gegroeide verstarringen. Oude zielen kunnen moeite hebben om nieuwe zienswijzen te accepteren, om met een andere blik naar aarde en kosmos te kijken.

Je kunt je ook voorstellen dat oude zielen, oorspronkelijke koningen, zich als herder incarneerden en daar iets nieuws leerden en iets nieuws brachten. Omgekeerd konden oorspronkelijke herders in een volgend leven misschien als prins geboren worden om in een traditionele omgeving (in de esoterische zin) een nieuw geluid te laten horen. In beide voorbeelden geldt dat, omdat ze als eenling in een andere omgeving worden geboren, ze daar als een vreemde ziel ervaren worden. Dit leidt zeker tot spanningen en conflicten en, afhankelijk van de inzet van beide kanten, tot een verrijking van de zielen.

In de huidige maatschappij zie je het verschijnsel van de nouveau-riches of van managers en directeuren die zonder een goed voorbereide zielenhouding ineens een grote onderneming moeten leiden, bijvoorbeeld omdat ze als oorspronkelijke pionier (herder) ineens financieel zeer succesvol zijn. Plotseling zien zij zich voor een geheel andere uitdaging gesteld. Aan de andere kant kun je werknemers ontdekken waarvan je op grond van hun wijsheid, overzicht of visionaire opmerkingen een leidinggevende carrière had kunnen verwachten (een koning), maar die dat vermijden of niet realiseren en tussen de herders blijven werken.

In dit proces is het essentieel dat de oude zielen hun aarde wijsheid veranderen en daar een nieuwe geestelijke component aan toevoegen of laten ontwaken. De verstarring moet hierdoor worden gestopt en omgevormd worden tot een vergeestelijking. De jonge zielen moeten hun vernieuwingsdrang proberen te temporiseren. Zij moeten bereid zijn hun energie te integreren met de bestaande, reeds verworven wijsheid. Als zij dat niet doen zullen zij hetzelfde verhardingsproces ondergaan als de oude zielen. De samenwerking tussen hen die voorgingen en zij die later kwamen is essentieel. Het is een kosmisch principe, waardoor de laatsten de eersten zullen zijn en de eersten de laatsten.

Waardoor kan de samenwerking tot resultaat leiden en zal deze niet in een voor allen vernietigende confrontatie ontaarden? Hoe vinden zielen die volstrekt andere paden gegaan zijn elkaar? Hier komt het grote Zonnewezen te hulp. Het heeft zich als Christus geïncarneerd en zijn liefdekrachten kan de brug smeden die nodig is voor de oude en de jonge zielen om het met elkaar uit te houden totdat die krachten in hen zover zijn ontwaakt dat zij tot een vruchtbare samenwerking kunnen komen.

De vernieuwing van de oude ziel

De uitdagingen aan de oude ziel zijn om zichzelf als zodanig te herkennen en en van hieruit zijn taken in het leven gestalte te geven:  zinvolle vernieuwing te herkennen, toe te laten en op een niet-dogmatische wijze te begeleiden. Hierbij staat hij in eerste instantie zichzelf in de weg. Hij heeft vermoedelijk een aangeboren wijsheid die tot conservatisme of zelfs dogmatisme kan leiden. Deze wijsheid moet tot zijn wezenlijkheid worden teruggebracht en worden ingezet om het nieuwe te waarderen en begeleiden. Dit kan gebeuren in een samenwerking met jongere zielen, of in een directe poging om flexibiliteit en tolerantie in de eigen ziel te vergroten in de uiteenzetting met zijn karma. Het kunnen uithouden van pijnlijke situaties is daarbij de uitdaging. Hij moet zich voor ogen houden dat ieder probleem dat hij als zodanig ervaart in eerste instantie wordt opgeroepen door zijn eigen ziel. Wijsheid, wilskracht en liefdekrachten zullen hem moeten begeleiden.

Literatuur

  • Rudolf Steiner, Esoterische Betrachtungen, Drittter Band, Rudolf Steiner Verlag 1982 (GA237), Vortrag 8 Juli 1924
  • Rudolf Steiner, Karmaonderzoek 3,Uitgeverij Vrij Geestesleven, 1998, WV-b4, voordracht 8 juli 1924.
  • H.P. van Maanen, Oude en jonge zielen, Via Libra 2010.

September 2014

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven