Searle – The rediscovery of the mind (1992)

John Searle heeft met dit boek eRediscoveryMinden volgende, overtuigende stap gezet in zijn strijd tegen de “sterke kunstmatige intelligentie”, het idee dat onze hersenen en daarmee ons hele gedrag niet alleen te simuleren zijn m.b.v. een computer, maar in feite ook daadwerkelijk een computer vormen, zoals bijvoorbeeld betoogd door Daniel Dennet in “Consciouness explained (1991)”. Searle voert hiermee een soortgelijke strijd als Roger Penrose in “The emperor’s new mind (1989)” en “The shadow of the mind (1994)”. Zijn wapens zijn echter minder technisch en veel fundamenteler. Hij spreekt hardop uit waar de blinde vlek zit in de materialistische cognitiewetenschap en zet een essentiële stap in de beschouwing van het bewustzijn.

John Searle
John Searle

Zoals bijna alle belangrijke wetenschappers is de Californische filosoof een overtuigd materialist. Theorieën die niet in overeenstemming te brengen zijn met de gangbare evolutieleer of atoomtheorie zijn daarmee verworpen. Mensen die geloven in God, geesten of een hiernamaals mogen dat van hem best doen, maar hebben wetenschappelijk gezien volgens hem geen poot om op te staan. Dat neemt echter niet weg dat een subjectief fenomeen van de eerste orde, zoals het bewustzijn, serieus moet worden genomen en dat is dan ook het uitgangspunt van het boek. Tot nu toe werd het bewustzijn slechts in de derde persoon beschouwd, geobjectiveerd, in termen van gedrag en functie. Het resultaat is echter vaak dat het volledig werd weggeredeneerd. Het bestaan van een bewustzijn bleek in allerlei theorieën daardoor overbodig en werd zelfs vaak ontkent. Voor Searle ben je dan echter op een reductio ad absurdum gekomen en moet dit aanleiding zijn de theorie te verwerpen. Het bestaan van het bewustzijn is immers zo evident dat voor het verder gesprek met mensen die dat ontkennen eigenlijk iedere basis ontbreekt. Dat Searle toch verder wil praten heeft vooral een therapeutische achtergrond: hij wil deze mensen hulp bieden!

De oorzaak van het feit dat zovelen het bestaan van het bewustzijn negeren moet worden gezocht bij een doorgeschoten Cartesiaans denken. Dit was goed voor de ontwikkeling van een objectieve natuurwetenschap, maar schiet tekort zo gauw het bewustzijn een rol gaat spelen, daar dit alleen subjectief toegankelijk is. Is Searle dan een dualist? Natuurlijk niet, zegt hij. Het dualisme is fout, evenals het monisme. We zijn met de wetenschap op een punt aangeland waarbij het maken van dit soort van onderscheid zinloos is en alleen maar tegenwerkt. Searle weigert dan ook te tellen. Het bewustzijn is een normale fysische eigenschap van de hersenen, zoals water nat is. Het is echter alleen met datzelfde bewustzijn, van binnenuit toegankelijk. De drager van het bewustzijn kan zelf constateren dat hij het heeft. Daarnaast meent Searle dat hij geen enkele probleem heeft om te accepteren dat ook andere mensen en ook hogere dieren dit hebben. Bewustzijn staat echter los van gedrag. Defecten in het bewustzijn en normaal gedrag kunnen samengaan, evenals een normaal bewustzijn en een gestoord gedrag. Bewustzijn speelt slechts voor acties op de wat langere termijn een duidelijke rol.

Searle probeert het bewustzijn zijn plaats in de natuur te geven als een natuurlijk biologisch fenomeen. Het is echter niet reduceerbaar. Zoals het geen zin heeft om over het nat zijn van water op moleculair niveau te praten, zo kunnen we ook niet van bewustzijn van de enkele zenuwcel spreken. Het geheel van de hersencellen schept het bewustzijn. Het is daardoor een “emergente” eigenschap. Searle probeert een begin te maken van een wetenschap of fenomenologie van het bewustzijn. Hij somt daartoe een aantal eigenschappen op, zoals een beperkt aantal modaliteiten (de zintuigen), intentionaliteit (niet altijd), subjectiviteit e.d. Hij staat lang stil bij het gevoel van vertrouwdheid (“familiarity”). Het feit dat sommige waarnemingen mij vertrouwd voorkomen en andere niet, is typerend voor het bewustzijn.

Na ook nog het onbewuste behandeld te hebben komt Searle in hoofdstuk 9 bij een kritiek op het congnitieve denken. Dit hoofdstuk, waarin hij fundamenteel probeert af te rekenen met het idee dat de hersenen een computer vormen is zonder meer het hoogtepunt van het boek. Het is ook heel goed afzonderlijk leesbaar voor de wat minder filosofisch geïnteresseerde lezer. De redenering komt er zeer verkort op neer dat de functies van computer en bewustzijn verschillend zijn. Searle wijst er op dat eigenlijk nergens is gedefinieerd wat een computer is. Soms wordt gesteld dat alles wat op een fysisch mechanische wijze werkt (en wat doet dat niet?) als computer dienst zou kunnen doen, mits maar de juiste interpretatie wordt gegeven. Dat kan echter alleen het bewustzijn doen. In een computer is geen enkele instantie aan te wijzen die dat zou kunnen. Hij verwerkt zonder semantiek en zelfs zonder syntax op een mechanisch wetmatige wijze de invoergegevens.

BrainMachineAls de uitspraak dat de hersenen een computer zijn en de geest (“mind”) het programma letterlijk wordt bedoeld dan moet, aldus Searle, er ergens een homunculus zijn die de interpretatie verzorgt en is het probleem alleen verschoven. Als de uitspraak meer overdrachtelijk is bedoeld dan is hij leeg, want dat geldt voor alles wat zich aan fysische wetten houdt. Men kan wel stellen dat de diepte waarmee de spijker door de hamer het hout wordt ingedreven het resultaat is van een berekening van het evenwicht tussen hamerdruk en houtweerstand, maar dat is geen berekening die de spijker uitvoert. Dat gebeurt zonder dat er een berekening wordt uitgevoerd. Op dezelfde wijze, aldus Searle, zijn de hersenen geen computer. Zij verrichten hun taak zonder dat er een berekening wordt uitgevoerd. Dat hetzelfde resultaat ook via een berekening zou kunnen worden verkregen maakt van hen nog geen computer.

Hoe positief ook over het werk van Searle gedacht kan worden, er zijn een aantal stappen die hij duidelijk (nog) niet zet. “The rediscovery of the mind” gaat over het bewustzijn, en dus over de ziel en niet over de geest. Dat er nog een objectieve instantie achter de ziel zou kunnen zijn die zich in een objectief denken openbaart, wordt niet opgemerkt. Het denken als zodanig komt zelfs nauwelijks aan de orde en heeft dezelfde status als het voelen van pijn. Desalniettemin lijkt me dit boek waardevol voor ieder die zich teweer wil stellen tegen de oprukkende cognitiewetenschap die de menselijke geest wil terugbrengen tot een machine.

(1995)

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven