100

Honderd lijkt een mooi getal, maar is het wezenlijk anders dan een willekeurig ander getal? Is niet iedere steen, ieder plantje, ieder dier, iedere mens interessant als je er maar oog voor hebt of als zich een speciaal facet aan je openbaart? Geldt dit niet net zo, of misschien wel sterker voor de getallen? Hierbij enkele persoonlijke observaties.

Getallen zijn in eerste instantie voor ons een hoeveelheid, een kwantiteit: het aantal gasten dat we verwachten, de grootte van een bestuur, het aantal vakantiedagen. Om kennis te maken met de kwalitatieve kant moet je ze beleven. Een wandeling met zijn drieen is wezenlijk anders dan met zijn tweeën. Een vijfster, het ritme van zeven dagen of een kring van twaalf kunnen een specifiek gevoel bij je oproepen, dat anders zou zijn bij andere aantallen.

Voor grotere getallen lijkt dit lastig. Hoe kunnen we bijvoorbeeld honderd anders beleven dan negen-en-negentig? Een manier om iets met een grote afmeting, zoals bijvoorbeeld een berg, te beleven is deze van verschillende kanten te beklimmen. Je kunt hem vermoedelijk niet echt helemaal kennen, maar je kunt wel een indruk krijgen van bepaalde aspecten. We kunnen getallen ook ervaren door de manier waarop ze uit andere getallen kunnen worden gevormd. Zo kunnen we toegang tot twaalf proberen te veroveren vanuit bijvoorbeeld 3×4 = 12 (de dierenriem), 7+5 = 12 (het pianoklavier) of 9+3 = 12 (de hierarchieën).

Een boeiende benadering ontstaat vanuit het inzicht dat ieder getal één groter is dan het vorige. Dit werkt alleen als dat vorige goed is begrepen, d.w.z. op vele manieren is doorgrond en beleefd. Zo kunnen we proberen te begrijpen wat de dertiende is die ontstaat en gevormd wordt door een kring van twaalf. Andere voorbeelden zijn 3+1 = 4 (het ‘ik’ dat ontstaat als lichaam ziel en geest in hun samenwerkingen worden beleefd), 6+1 = 7 (op de zevende dag zag God dat het goed was), 9+1 = 10 (de vorming van een tiende hierarchie), en 2×9 + 1 = 19 (vanuit de verbinding met de negen hierarchieën en hun werken) en 7×7 + 1 = 50 (Pinksteren). Iedere keer wordt het nieuwe getal geleidelijk beleefd en begrepen door ons te verdiepen in de wijze waarop het voorafgaande tot stand is gekomen.

Op deze wijze kunnen we honderd ook benaderen vanuit 3×33 + 1 = 100. We moeten ons dan wel hebben verbonden met de essentie van de drieëndertig en de drie manieren waarop dit getal kan worden beleefd en hoe deze drie op elkaar inwerken. Dit kan het werk zijn dat verricht wordt in het laatste jaar van een honderdjarig bestaan. Vanuit dit perspectief ligt het meer voor de hand dan deze viering in jaar negenennegentig te houden, omdat we dan nog bezig zijn de laatste periode van drieëndertig jaar te beleven en begrijpen. Bij een terugblik op een serie van drie keer drieëndertig gebeurtenissen kan ook een goed een honderdste element aan het begin worden toegevoegd, bijvoorbeeld als beschrijving van de context. Een voorbeeld is de Goddelijke Komedie van Dante.

Interessant is nog om naar enige andere manieren te kijken waarop honderd kan worden gevormd. Allereerst is opvallend dat dit een kwadraat is: 10×10 = 100. Dit wijst op alle manieren waarop in een groep van tien elementen er twee kunnen samenwerken. Zijn dit de negen hierarchieën en de mens dan valt dit totaal uiteen als 9×9 + 9×1 + 1×9 + 1×1 = 100. Dit zijn dan alle manieren waarop de negen hierarchieën onderling, in duo’s, samenwerken, de hierarchieën die op de mens inwerken, de mens die zich uiteenzet met de hierarchieën en de mens zoals hij zich met zichzelf uiteenzet.

Een andere beleving volgt uit de studie van de Grondsteenspreuk. Deze bestaat uit drie strofen van twaalf plus zeven regels en een van vier-en-twintig: 3×(12+7) + 24 = 81. Al deze getallen zijn bijzonder en er valt nog veel meer over te zeggen. Een essentieel aspect is dat we in de drie eerste strofen de drie grote eerste aardefasen kunnen beleven: de oude saturnus, de oude zon en de oude maan. Waarom ieder van deze planeten zich kan manifesteren als negentien verdient een veel uitvoerigere beschouwing. De vierde aardefase, de huidige, is ingeleid door de vierentwintig oudsten.

In de Grondsteenspreuk worden de eerste drie strofen omhult door een drievoudige herhaling van drie regels. Tenslotte noemt Rudolf Steiner eenmaal de negen hierarchieën afzonderlijk. In totaal bestaat de Grondsteen hierdoor uit 81+9+9 = 99 regels. Opmerkelijk is dat hij bij de publicatie van de Grondsteen op 13 januari 1924 de laatste strofe van oorspronkelijk vierentwintig regels ineens met vijfentwintig schrijft door het ‘wollen’ op een afzonderlijke regel te plaatsen. Hierdoor staat de hele Grondsteen ineens op het fundament van het menselijk, vrijgemaakte willen. De uitbreiding van vierentwintig naar vijfentwintig verwijst ook naar de Apocalyps waar na de vierentwintig Oudsten de Jongste verschijnt.

Tenslotte is nog vermeldingswaard dat in het door ons gebruikte tientallig stelsel honderd geschreven wordt als 100. De nullen kunnen worden beleefd als nog niet ingevulde potenties. De voorafgaande één overziet deze open toekomst vanuit een hoog standpunt. Als we de eenheden tot het gebied van de mens rekenen en de tientallen als een verhoging tot het domein van de engelen, dan komen we met de honderdtallen in de regionen van de aartsengelen. Tezamen met het voorgaande kunnen we in honderd een stap in de mensheidsontwikkeling beleven die vanuit het niveau van de aartsengelen wordt begeleid.

November 2019

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven