Complotdenken

Als je geen beren kunt zien heb je ook geen last van beren op je pad. Je vervolgt gewoon je weg en reageert niet op hun aanwezigheid, want ze bestaan niet voor je. De beren merken dat, je bent geen vijand en laten je in de regel met rust. Hooguit stelen ze iets van het voedsel dat je bij je draagt en dat daardoor op voor ons onbegrijpelijke wijze verdwijnt.  Er is echter zoveel dat we niet begrijpen en dit kan er wel  aan worden toegevoegd.

In deze situatie zijn we voor de beren vrienden. Zij hebben ons nodig, want we zijn een bron van voedsel. Op zekere dag echter begint het ons te irriteren dat ons voedsel verdwijnt. We gaan we goed opletten wat er met onze spullen gebeurt. Geleidelijk ontwikkelen we een berenoog, een zintuig waarmee we beren kunnen detecteren. Nu zijn we in staat de beren op ons pad op tijd te zien. Wij reageren op hen, beschermen ons voedsel en proberen ze te verjagen. Omgekeerd reageren zij nu op ons, en ineens zijn we hun vijand in plaats van hun vriend. Ze ontdekken dat ze met grommen en uitgestrekte klauwen ons de stuipen op het lijf kunnen jagen. Soms vluchten we met achterlating van ons voedsel. Soms gaan we hen al te roekeloos lijf en delven we het onderspit. Alleen als we goed voorbereid en met overleg te werk gaan, onze angst overwinnen en kalm blijven kunnen we ons zelf beschermen en ons voedsel redden.

Het beschikbaar krijgen van nieuwe zintuigen zonder meer is niet direct een voordeel. Je moet je ook voorbereiden op de vijanden die je gaat zien en in elk geval leren angst te onderdrukken en liever nog vermijden.

Sinds 1899 is de geestelijke wereld weer toegankelijk voor de mens vanuit zijn aardse bestaan. Rudolf Steiner wijst hoe wij goed voorbereid een weg kunnen vinden. Hij legde dit in de eerste jaren na 1900 uit aan kleine groepen geïnteresseerden, eerst theosofen en later antroposofen. De boeken die hij hierover schreef zijn nog steeds een leidraad voor velen. Hij wees er echter op dat grote groepen mensen ook min of meer ‘per ongeluk’, of ‘slapend’ de drempel kunnen passeren. Zij zijn minder goed voorbereid en worden daardoor geconfronteerd met onbekende wezens die juist aan de angst die zij verspreiden hun macht ontlenen.

Het ontwikkelen van nieuwe zintuigen gaat gepaard met een groeiend bewustzijn. We begrijpen onze diepere drijfveren beter en leren onze eigen dubbelganger kennen die ons wil afhouden van het gepast, positief inzetten van onze kwaliteiten. Hierdoor kunnen we ook de dubbelganger van anderen zien. We ontwikkelen een blik voor de dubbele agenda’s van politici, van onze collega’s en zelfs van onze vrienden. Als we niet oppassen leiden onze extra zintuigen ertoe dat we overal vijanden zien. We gaan ons angstig, defensief of agressief gedragen.  De wereld om ons heen reageert daar weer op. Zoals altijd en overal zitten er in deze reactie negatieve kanten die we door ons gedrag versterken. We dreigen uiteindelijk ten onder te gaan in een vijandige wereld, tenzij we onze angst overwinnen en de ander met vertrouwen tegemoet treden. Daardoor kan ook hij zijn dubbelganger in toom houden.

Zoals de beer die alleen maar met zijn eigen voedsel bezig was een boze beer wordt als we hem herkennen en hij onze vijand wordt, zo wordt ook de medeburger onze tegenstander als we zijn dubbelganger leren zien. Alleen als we het proces doorgronden en begrijpen dat we dit zelf oproepen als we zijn gedrag niet met mildheid benaderen, alleen als we onze vermogens op dat gebied geschoold hebben zullen we voorkomen dat onze extra zintuiglijke vermogens zich tegen ons keren.

Verdiepen onze zintuigen zich verder, dan kunnen we op een gegeven moment naast de dubbelgangers in de individuele  mensenzielen ook die in de groepszielen zien van bedrijven, ambtelijke instanties, politieke partijen en dergelijke. Ook voor hen geldt dat deze de negatieve, onvriendelijke, bedreigende kanten van hun organisaties laten zien. Zij zijn de manifestaties van het kwaad. Het kwaad is immers het goede op de verkeerde plaats en iedere organisatie is opgericht om een bepaald doel bij bepaalde omstandigheden te bereiken. Wanneer deze omstandigheden niet meer gelden en de organisatie toch actief is, dan manifesteert zich haar dubbelganger.

Nu is het een probleem dat we nog niet gewend zijn om naar groepszielen te kijken. Als een organisatie zich op of over de rand van de oorspronkelijke intentie opereert, krijgen we de neiging om individuen in die organisatie de schuld van het disfunctioneren te geven. We zien dan een complot tussen mensen binnen bijvoorbeeld de belastingdienst, de politie, een aantal hoge ambtenaren of Shell die ons bewust dwarsbomen. Dit zou echter volstrekt ten onrechte kunnen zijn. We zijn in staat om het kwaad te zien aan de werking: disfunctioneren, maar zien niet de wezenlijkheid: de organisatie is niet met morele zintuigen uitgerust toen zij werd opgezet. Ten onrechte leggen we de schuld bij individuen, terwijl ieder zich gedraagt zoals verwacht werd. Het kwaad is institutioneel en wordt veroorzaakt door onvoldoende bewustzijn bij de samenleving die de organisatie heeft geconcipieerd. Individuele verantwoordelijken zijn niet te vinden, of worden ten onrechte beschuldigd. Deze personen en daardoor de organisatie gaan zich verzetten. Wat volgt kan worden samengevat met: de beer is los.

Is complotdenken uit den boze? Nee zeker niet. De complotten zijn er, maar individuele verantwoordelijken zijn niet te vinden. Zie bijvoorbeeld de analyses van Rudolf Steiner over het ontstaan van de eerste wereldoorlog. Het kwaad zit dieper dan bij een groep aan te wijzen personen. Wij zien het kwaad wel, maar moeten nog leren het te begrijpen. Al te snelle, primaire acties werken averechts. Kalmte, mildheid, het voorkomen van kwaadheid en angst zijn geboden. Een mogelijke weg is om te bestuderen hoe al te grote organisaties voorkomen kunnen worden. Zij mogen geen eigen leven gaan leiden maar moeten een menselijke schaal houden totdat wij in staat zijn ze zo vorm te geven dat de organisatie als geheel zijn eigen dubbelganger onder ogen kan zien en op tijd kan uitschakelen.

Complotdenken moet worden geoefend en worden omhuld met positieve vermogens. Het is het resultaat van een blik die we in de geestelijke wereld slaan. Alleen goed voorbereid voorkomen we dat het kwaad dat zich gezien voelt ons in zijn macht krijgt bijvoorbeeld door de angst die het oproept. Complottheorieën moeten daarom alleen worden gedeeld met mensen die deze positieve vermogens hebben ontwikkeld.

[1] Rudolf Steiner, Die soziale Grundforderung unserer Zeit, GA 186, voordracht van 1 december 1918.

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven