Wie ben ik?

Wanneer het besef van reïncarnatie eenmaal ontwaakt, springt de ziel op van vreugde. Een grandioos perspectief ontwaakt: ik kom van ver, ik ga nog veel verder. Het leven is opeens vervult van betekenis. Ieder volgt zijn eigen pad, onderweg zorgen we voor elkaar, maar we beseffen en accepteren onze eigenheid. Langzamerhand, in de loop van vele levens, wordt ik iemand die op zijn eigen wijze een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de mensheid en de aarde. Ik heb een zinvolle taak!

Maar waar kwam ik vandaan? Hoe heb ik mij ontwikkeld? Wat kan ik nu bijdragen? Hoe ga ik verder? Het “ken uzelf” klinkt van alle kanten. De geesteszoeker kan, op zoek naar het antwoord, terechtkomen bij Rudolf Steiner, de karmavoordracht van 8 juli 1924. Daar word je met grote nadruk gevraagd na te gaan of je een oude of een jonge ziel bent. Heb je al vele aardse incarnaties achter de rug, bijvoorbeeld vanaf Leimurië, of zijn deze pas begonnen laat in Atlantis, of zelfs daarna? Hier start het onderzoek.

vanmaanenHans Peter van Maanen heeft uitgebreid onderzocht wat Rudolf Steiner met deze vraag bedoelde. Hier zullen we zelf op zoek gaan naar een antwoord. Hoe pak je dat aan als je geen ingewijde bent? Je moet dan je ziel bevragen. Ben je jong of ben je oud? De enige ingang lijkt jong/oud ervaringen na te gaan. Hoe waren deze? Wat vond de ziel ervan? Was het vertrouwd of ongemakkelijk?

Het bevragen van de ziel is niet voor ieder een vanzelfsprekende activiteit. Je moet buiten de ziel zelf staan. Je mag je niet door de zieleactiveiten laten meeslepen, maar je moet ze wel oproepen. Ga terug naar een moment waarin het oude en/of het jonge sterk aan de orde was. Vraag je af wat je waarnam en hoe deze waarnemingen op je werkten. Hoe dacht je erover? Wat vond je ervan? Wat waren je gevoelens? Hoe werd je in je wil aangesproken? Aan de hand van de jong/oud vraag kan dit eerst worden geoefend. Daarna kan de vraag misschien, voorzichtig, worden beantwoord.

 

 

 

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven