19 Verhalen: Naar de Noordkaap en terug

De Noordkaap heeft een magische aantrekkingskracht. Het zou het noordelijkste puntje van het Europese vasteland zijn, hoewel het wel op een eiland ligt. Sta je daar, dan is er tussen jou en de Noordpool alleen water en ijs. Achter je ligt Europa. Drie keer ging ik op weg. Twee keer werd het doel niet bereikt. Hieronder vooral het relaas van deze laatste reis. Maar eerst een korte samenvatting van de beide vorige.


Ik was nog een twintiger, alleen, met een onmogelijke liefde. Het verlangen naar eenzaamheid, ver weg van de eigen wereld, bracht mij ertoe in mijn oude auto te stappen, een tentje in te laden en koers te zetten naar Noorwegen. Als ik 8 à 10 uur per dag zou rijden zou ik in 4 dagen de Noordkaap kunnen bereiken, had ik uitgerekend. Ik had er geen rekening mee gehouden dat even buiten Oslo de maximum snelheid 60 km/uur werd. voor het hele nog volgende traject. Het werd dus 12-14 uur per dag rijden.

Na de poolcirkel kwamen de muggen. Zelfs binnen in het tentje kon je geen hap eten zonder ook een zwerm van deze beestjes mee te verorberen. Het werd ook niet meer donker. De melancholie daarentegen kwam wel en werd met het uur sterker. Op de zevende dag, op 200 km voor de laatste pont, was er een splitsing, linksaf naar het doel, rechtsaf naar Finland. Waarom weet ik niet, maar ik ging rechtsaf. Ik was nog niet klaar voor de Noordkaap.


Zeventien jaar later nam ik deel aan een conferentie in Oulu, Finland, aan de noordkant van de Botnische golf. Het was interessant. De “onzin” van de opkomende neurale netwerken werd breed gedeeld. Ik had het vage plan om opnieuw een poging te doen de Noordkaap te bereiken, nu per openbaar vervoer. Toch nam ik na afloop van de conferentie een trein naar het zuiden en belandde in een vriendelijk stadje aan een van de Finse meren. Het was midzomer en ’s nachts waren er op het meer boottochten waardoor je de vuren aan de kust kon bewonderen. Waar was ik ook alweer mee bezig? De Noordkaap wacht!

De volgende ochtend nam ik een trein terug naar het noorden. Ik belandde op het uiterste puntje van de Botnische golf waar toen nog de spoorlijnen van Zweden en Finland bijna waren verbonden. Je moest wel overstappen en meer dan twaalf uur wachten op verbinding. Ik nam een B&B. De volgende ochtend, op weg naar het station, dook opeens uit de bosjes in het parkje naast de weg een oudere man op. Hij moest ook naar de trein. We raakten aan de praat. Hij was een Zwitserse boer die net met pensioen was. Voor het eerst van zijn leven was hij met vakantie. daartoe enigszins tegen zijn zin door zijn vrouw aangespoord. Gewend om in de open lucht te overnachten had hij geen onderkomen gezocht. We reisden samen verder naar Abisko en voerden boeiende gesprekken. Een interessante man!

Hoewel ik door had willen reizen naar Noorwegen besloot ik hem te vergezellen. Hij was van plan om in Abisko een berg te beklimmen om de middernachtzon te zien. Ik ging mee, maar het bleek zwaar bewolkt, geen zon. De volgende ochtend berekende ik dat ik het niet meer zou halen. De Noordkaap moest opnieuw wachten. Ik nam afscheid van de boer en met de Zweedse treinen keerde ik terug naar huis, toch nog drie dagen sporen. We hebben elkaar nog jaren lang kerstkaarten gestuurd. Ook bezocht ik hem en zijn boerderij eens tijdens een vakantietocht. Daarna verloren we het contact.


Vier jaar later was er opnieuw een Scandinavische conferentie, nu in Tromsø, Noorwegen, wat dichter bij de Noordkaap. Ik maakte nu een zorgvuldig plan. Met de trein naar Bodø (wat toen nog kon), met de bus naar Tromsø, en daarna met de boot naar Honningsvåg. Ik was inmiddels naast het raadsel van de neurale netwerken, waar ik in Tromsø over zou spreken, vol van mijn fascinatie voor het getal 19. Het viel mij op zo vaak, zonder er naar te zoeken, mijn blik op dit getal viel. Zo vertrokken treinen op tijden als 9:19u of 12:07u. Toen ik bij binnenkomst in Trondheim de gordijnen van de slaapcoupé opende keek ik naar een verzameling opslagloodsen naast de spoorbaan. Ze waren genummerd. Van de meesten was dit nummer er afgevallen of door verwering onleesbaar geworden. Zo niet van loods nummer 19 die zich duidelijk, recht voor mij, aanbood. Later op mijn reis zat ik in een wachtkamer te dommelen. Toen ik ontwaakte staarde ik naar een grote poster met een kolossale 19 er op. Het bleek dat er op de 19e van de maand iemand zou spreken over het belang van Europa.

Na 3 à 4 dagen reizen bereikte ik Tromsø. Bij de voorbereiding van de voordracht lag de sleutel van de hotelkamer naast mijn bloknoot: “SAS 7-12” was het kamer nummer. Ik staarde er naar. De zoveelste 19. Straks is de S ook nog de 19e letter van het alfabet dacht ik. Ik telde, ja, het is waar. Ik had kamer 19-1-19 7-12. Wat is dit nou? Wat gebeurt hier? Ik probeerde van alles. Ik schreef het eens als 19-1-1919, een datum. Veel later vond ik dat Rudolf Steiner op die dag een voordracht hield naar aanleiding een opvoering van de Goethe’s Faust. Deze gaat over de homunculus, op een bepaalde manier de kern van ons bewustzijn. Pas veel, veel later kon ik hiermee de relatie met 19 leggen.

De voordracht liep voor mij goed. Neurale netwerken waren toch niet zo’n onzin. Ik legde uit en illustreerde hoe ze per ongeluk vaak goede resultaten kunnen geven en waarom bepaalde zoektochten naar verdere verbetering averechts zullen werken. Voor mijzelf was dit een belangrijk moment omdat ik accepteerde dat de werkelijkheid toch anders in elkaar zat dan ik tot dan toe had gedacht.

Na afloop van de conferentie nam ik afscheid van mijn collega’s en vertrok per boot naar het noorden. Ik zag de middernachtzon en maakte in het volle licht de nachtelijke havenactiviteiten mee van enkele eilanden en kustplaatsen. De volgende dag, op mijn verjaardag, bereikte ik Honningsvåg, Nog een nacht en ik zou met de bus de Noordkaap bereiken.

De volgende ochtend, eerste Pinksterdag, slenterde ik door het stadje. De bus zou pas tegen de middag vertrekken. Ik liep in de richting van de haven en overdacht wat er op mijn reis tot nu toe daar mij heen was gegaan. Al die manifestaties van 19. Hoe lang was ik hier mee bezig? Het werd veroorzaakt door de teksten van Rudolf Steiner. Zijn naam had ooit eens toevallig geklonken bij een volstrekt ongerelateerde bijeenkomt. Dit was het begin geweest van mijn zoektocht. Het gebeurde net als nu vlak voor Pinksteren en direct na mijn verjaardag. Terwijl ik de havenkade omhoog opliep rekende ik uit hoelang geleden dat was. Ik bereikte de haven keek uit over de zee naar het Zuiden, de zon scheen recht in het gezicht, de kerkklokken luidden, ik keek uit vanuit het noorden over Europa en realiseerde mij dat het precies 19 jaar geleden was dat deze zoektocht begon.

Voor de diepste emoties zijn geen woorden. Om dit te beleven moest ik naar de Noordkaap. Het mocht kennelijk niet eerder gebeuren dan vandaag. Moest ik nog naar de Noordkaap zelf? Ik had immers mijn doel bereikt. Echt nodig was het niet meer, maar ik deed het toch. Nam de bus, bezocht het uitkijkpunt achter glas en maakte een wandeling langs de kust, in de wind. Bij terugkomst aan de haven bleek ik nog een nacht te moeten blijven: Met Pinksteren voer de pont niet.

De terugreis kostte vele dagen, maar ik had ze nodig om bij te komen. Bussen en treinen door Finland, met de boot naar Stockhollm, meer treinen naar Kopenhagen en weer terug naar huis. Een kleine week na mijn belevenis zat ik weer bij mij familieleden aan tafel. Op de kast stond een ansicht die ik vanaf Honningsvåg had verstuurd. Duidelijk stond daarop de ligging aangegeven: “7 NB”. Dat is dus 19° vanaf de noordpool. Waar was ik vandaan vertrokken? Delft. Wat zijn de coördinaten van Delft? 52° NB. Ik had 19° naar het noorden gereisd om de noordpool op 19° te benaderen. Hoe lang blijft 19 bij mij?

Ik had nog een dag en een weekend om bij te komen. Het bleek dat er een vergadering was van de leden van de oudervereniging van de school van mijn kinderen. Ik had deze nog nooit bijgewoond en besloot te gaan. Er waren enkele tientallen leden aanwezig. Een presentielijst ging rond, handig om de namen van andere ouders te zien. Het bleek dat ik, door de plaats die ik in het zaaltje had, nummer 19 op de lijst werd. De voorzitter van de vereniging had ik ooit in de verte een keer ontmoet. Nu maakte ik hem in actie mee. Een man die je niet gauw vergeet. Veel later zou hij een belangrijke rol in mijn leven gaan spelen.

Dat weekend was er in de gemeentelijke concertzaal een uitvoering van de school. Ik ging er samen met mijn vrouw heen. Het was nogal informeel. Jassen werden op de stoelen naast je of voor je gelegd. Om deze na de pauze gemakkelijk terug te vinden keek ik even welke stoel ik was terechtgekomen: rij 19, stoel 19. Was het dan nooit afgelopen?

Ik voelde mij achtervolgd door 19. Daarom probeerde ik geruime tijd de confrontatie met getallen te vermijden. Ik keek niet meer naar nummers van treinen, digitale klokken, telde geen dagen, weken of jaren tussen bijzondere gebeurtenissen, negeerde bladzijdenummers van de boeken die ik las. De algemene vraag die deze episode in mij opriep raakte ik echter niet kwijt: Hoe kan het dat een interesse die ik in mijzelf ontdekte en uitbouwde, tot een cumulatie van ’toevallige’ gebeurtenissen leidt die soms ook nog synchroon is met plaats en tijd van een onafhankelijk bepaalde reis? Het lijkt er op dat mijn interesse en mijn lot reeds lang geleden verknoopt zijn.

Scroll naar boven