Verbrugh – Reincarnatie? Essay over de veranderende aard van kennis (2010)

VerbrughReincarnatieVoor Hugo Verbrugh is reïncarnatie geen vraag. Reeds in 1984 verklaarde hij dat een vraag over het bestaan van reïncarnatie beantwoord moest worden met een “vanzelfsprekend!”. Dit was het voor mij ook, maar zo duidelijk uitgesproken gaf het mij de moed om dit ook duidelijk uit te gaan dragen.

De titel is dus geen vraag voor de auteur zelf. Verbrugh probeert de geinteresseerde lezer voor wie het “vanzelfsprekend” echter een stap te ver is, een handje te helpen. Het essay van zo’n honderd bladzijden leest prettig. Er is veel lucht, er zijn veel open vragen en vaak wordt de lezer met een “wie het weet mag het zeggen” duidelijk gemaakt dat niet alle antwoorden eenvoudig beschikbaar zijn. Er valt nog veel te ontdekken.

Hugo Verbrugh
Hugo Verbrugh

Verbrugh is een professioneel geschoolde filosoof en laat dat vaak merken. Hij probeert de wat minder geschoolde lezer mee te voeren in zijn begrippenkader en achtergrond literatuur. Dat is interessant, maar ik denk niet dat veel lezers daardoor op de een of andere wijze worden overtuigd. Ik was bijvoorbeeld verrast om op bladzijde 70 te lezen dat “in de vorige hoofdstukken …. deductief is afgeleid dat reincarnatie een realiteit is.” Ik had dat kennelijk gemist en probeerde dit terug te vinden. Helaas zonder succes.

Bij het teruglezen en in de zoektocht naar de deductieve afleiding van reïncarnatie viel mij weer op dat het lastig is voor de lezer de lijn in het betoog vast te houden. De auteur onderbreekt zichzelf vaak met uitstapjes, verduidelijkingen en voorbeelden. Interessant, maar waar is nou de afleiding? Hoofdstuk 1 heeft een sterk fysiek-lichamelijk karakter. Het probleem van de lichaam-geest dualiteit dringt zich heftig op, bijvoorbeeld wanneer een experiment beschreven wordt waarbij de ene hersenhelft zich concentreert op hoe het reïncarnatie vraagstuk in een essay moet worden verwoord, terwijl de andere hersenhelft zich inleeft in hoe reïncarnatie wordt beleefd door anderen.

Op zich zijn deze vraagstukken zeer relevant, maar de wijze van verwoorden storen mij in hoge mate en doen mij aan de meest pijnlijke geschriften van Daniel Dennet denken. Wat heeft reïncarnatie met mijn hersenen te maken? Kunnen deze mij er iets meer over vertellen dan mijn bloed, mijn voeten, of de dagelijkse gebeurtenissen? Ik heb persoonlijk een redelijk beeld van wat er zich om mij heen afspeelt, ik kan de belevenissen van mijn voeten waarnemen en merk waar deze mij brengen, maar vooral dat eerste kost mij toch de nodige moeite. Met nog meer inspanning kan ik voelen hoe mijn bloed stroomt, vooral als ik mij inspan of opwind. Met een grote concentratie kan ik zelfs het bloed naar bepaalde hoeken van het lichaam sturen. Maar mijn hersenen? Dat ze er zijn en wat ze doen heb ik alleen van horen zeggen. De beleving van hersenhelften kan ik alleen als een metafoor zien.

In hoofdstuk twee komt het vraagstuk aan de orde hoe wij van reïncarnatie weten. Er volgt een definitie van weten. Deze spreekt mij aan omdat hij een relatie legt met het vermogen te handelen en er verantwoording over af te leggen. Helaas is de daarop volgende beschouwing sterk theoretisch en handelt over de ontwikkeling van cognitie van Socrates tot nu. Dit eindigt in een voor mij dogmatische beschouwing over reïncarnatie en over het bestaan en de functie van het ‘hiertussenmaals’. Als ijverig antroposoof heb ik hier al veel over gelezen en weet dat het velen nogal bezighoudt. Vanuit eigen ervaring is dit echter voor mij, ondanks vele daarop gerichte oefeningen een vrijwel ontoegankelijk domein. En ik kan dit dus niet beleven als een deductieve afleiding van reïncarnatie.

Dit hoofdstuk beleefde ik als een gemiste kans. Het begin: hoe kan ik weten?, wat is weten? is prima. Maar als weten het vermogen omvat om adequaat en verantwoord te handelen dan ligt het weten over reïncarnatie voor het oprapen. Ik kan voor alle dagelijkse gebeurtenissen en ontmoetingen de vragen stellen: hoe zou dit gerelateerd kunnen zijn aan mijn vorig leven? hoe kan ik in dat perspectief handelen? hoe zou dit de toekomst en mijn volgend leven (en dat van mijn incarnatiegenoten) beïnvloeden? Als er dan zinnige antwoorden komen, die weliswaar bijna nooit kunnen worden opgeschreven, maar wel ‘gezond’ aanvoelen, dan is reïncarnatie een feit, vanzelfsprekend.

De daarop volgende hoofdstukken gaan over de esoterische kennis, de reis door het ‘hiertussenmaals’ en de mogelijke blik op het vorig leven. Dit heb ik vooral gelezen als een persoonlijke samenvatting van antroposofische inzichten. Interessant, maar voor mij veel minder geschikt om het vraagteken in de titel weg te halen dan de omgang met de dagelijkse gebeurtenissen.

Verbrugh’s poging om reïncarnatie een rol te laten spelen in het openbare debat is uitermate sympathiek. Ik ben echter bang dat dit essay de doelgroep mist en vooral gelezen zal worden door lezers die het vraagteken reeds voorbij zijn.

Met veel plezier gelezen in 2011.

 

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven