De vier mysteriedrama’s van Rudolf Steiner (GA 14) spitsen zich toe op de geestelijke ontwikkeling van Strader bij zijn pogingen om zijn op ethertechnologie gebaseerde machine maatschappelijk toepasbaar te maken. Het laatste drama eindigt met zijn dood nadat hij zich bewust is geworden van een fout in zijn machine dan wel in zijn denken. Voor het antwoord op de vraag waarom het zo moet aflopen kan het behulpzaam zijn om het probleem waar Strader mee worstelt helder te krijgen. Hierbij enige gezichtspunten.
Het volgende is geschreven vanuit het besef dat de Mysteriedrama’s geschreven zijn vanuit een geestelijk schouwen. De geschetste gebeurtenissen hebben meerdere lagen. Zij omvatten zowel feitelijkheden als stappen in de geestelijke ontwikkeling van de hoofdpersonen, e.e.a. over verschillende incarnaties. De vorm waarin de drama’s gegoten zijn is voor mij eveneens een bron van inspiratie. Daarom daarover eerst een paar woorden.
Er zijn vier drama’s die ieder een volgende ontwikkelingsstap beschrijven. Zij bestaan uit respectievelijk 11, 13, 10 en 15 toneelscènes. Iedere scene laat een ontmoeting tussen een aantal personages zien, sommige zijn geestelijke wezens. Sommige teksten kunnen vooral worden gezien als een commentaar t.b.v. het publiek. Binnen een enkele scene kunnen meerdere keren personages op het toneel verschijnen en weer verdwijnen. Een scene als geheel schetst een ontwikkelingsstap; de subscenes laten een aantal aspecten van zo’n stap zien.
Het aantal keren dat er binnen een scene door iemand het woord wordt gevoerd is relevant, evenals het aantal zinnen dat hij daarbij nodig heeft. Helaas is dat laatste in de Nederlandse vertaling niet altijd behouden gebleven. Deze getallen, evenals het volgnummer van een scene kan behulpzaam zijn bij het doorgronden van een scene. Getallen moeten uiteraard in esoterische zin worden begrepen. Het is aan de analist daar op een persoonlijke manier gebruik van te maken. Waar dat in het onderstaande gebeurt moet dat ook als zodanig worden gewaardeerd. Het is op geen enkele manier bedoeld als bewijsvoering t.b.v. een toevallige lezer.
De vier drama’s bestaan uit twee tweetallen. De eerste twee zijn geschreven “durch Rudolf Steiner”, de laatste twee “von Rudolf Steiner”. Dit duidt wellicht op verschillende vormen van inspiratie tijden het schrijven. De eerste twee tellen samen 24 scenes de laatste twee 25. Het totaal van 49 scenes komt overeen met de 49 fasen in de ontwikkeling van de aarde als vierde planeet tussen Saturnus en Vulcanus, zie de “Wetenschap van de geheimen der ziel” (GA 13). Ook in een mensenleven worden wel zeven fasen van ieder zeven jaar onderscheiden, zie Lievegoed.
De eerste scene van het derde drama, de 25e van het totaal, is dus de middelste. De voorafgaande 24, een getal dat doet denken aan de 24 oudsten uit de Apocalyps, duiden op een afgesloten verleden. De 25e kan dan worden gezien als een schetst van het hier en nu, zeg 1912 toen het derde drama voor het eerst werd opgevoerd. De huidige aardefase is ook de 25e. De inhoud van de scene duidt inderdaad op een duidelijk vernieuwing: Een Rozenkruisergenootschap opent haar tempel en nodigt een aantal burgers uit om kennis te maken met hun achtergrond. Tevens zoeken zij vernieuwing en opvolging. Strader is een van de belangstellenden.
In deze scene rapporteert Strader dat een laboratoriummodel van zijn machine werkt en een grotere versie wordt voorbereid. Dit is (ogenschijnlijk?) een zijlijn in deze scene. De Rozenkruisers hopen dat Johannes Thomasius, die een esoterisch boek heeft geschreven, hun tempel wil versterken. In een volgende scene blijkt dat deze dat niet kan accepteren omdat hij weet dat zijn boek Luciferisch is geïnspireerd en dat de Rozenkruisers dit hadden moeten doorzien.
De 33e scene, de negende van het derde drama, is voor onze zoektocht zeer speciaal. Benedictus, de spirituele gids van enkele hoofdpersonen, dezelfde personen waar de Rozenkruisers hun hoop op hadden gevestigd, bespreekt in een rustige, landelijke omgeving, ver van de rumoerige stadsdrukte, de tekenen des tijds. Hij legt de voorwaarden uit die nodig zijn om spiritueel een stap te zetten. Tot vijfmaal toe wordt er op gewezen dat de zin van maat en getal door de macht van Ahriman in het aardse lichaam moet worden begrepen. Dit is speciaal voor de zieleweg van Strader noodzakelijk. Dit wordt beaamd. Wat betekent dat?
In het Mysteriedrama zelf wordt dit niet duidelijk. Steiner wijst echter wel elders op de essentiële rol van de techniek en de noodzaak om de schepping tot het berekenbare te reduceren wil er een zelfstandig menselijk denken en een vrij bewustzijn ontstaan. Zie bijvoorbeeld de voordracht van 7 mei 1922 in GA12 en de Michaelbrief van 1 februari 1925.
Merk op dat het getal 33 esoterisch gezien verwijst naar de dood (Golgotha) en naar het bovengenoemde afgesloten verleden gekarakteriseerd door de 24 oudsten: 3×7+3 = 24. De hierop volgende scene, de tiende (wat toch wel naar de mens verwijst) in het derde drama, kan in dat licht als een opstanding worden gezien. In deze laatste scene van dat drama bereiken de Rozenkruisers hun doel. Zij dragen de tempel over aan de leerlingen van Benedictus.
Het vierde en laatste drama heeft enerzijds een sterk wereldlijk karakter: er wordt mogelijk een bedrijf opgericht dat gebruik gaat maken van de Stradermachine, anderzijds schetst het zowel karmisch als esoterisch de wezenlijkheid van het probleem waar de hoofdpersonen mee worstelen. De Stradermachine is hierbij essentieel. Het blijkt dat de esoterische vrienden van Strader, de leerlingen van Benedictus, dus zij die de tempel hadden overgenomen, niet willen meedoen, of afhaken. Zij verwerpen het project of zijn er zelf niet klaar voor (een uitzondering is de sprookjesvertelster Felicia). Wie wel willen meedoen zijn twee Rozenkruisers: Hilarius, de eigenaar van de fabriek die de machine zou gaan benutten, en Romanus, een financier. Tegen deze laatste heeft Strader juist weer grote bedenkingen.
Van belang zou kunnen zijn dat de afgehaakte leerlingen van Benedictus juist onder Luciferische invloed staan en het drietal dat het juist zou kunnen gaan doen, Hilarius, Romanus en Strader alle drie een bezoek hebben gebracht aan Ahrimans rijk. De eerste vond dit zeer interessant en zag daar allerlei nuttige kiemen, de tweede werd daar vervuld van angst en Strader zelf voelde een diep medelijden met Ahriman.
Heeft de polariteit tussen deze twee groepen iets te maken met het mislukken van het project? Uiteindelijk wijst Ahriman (via een sceptische burger) Strader op een fout. Het wordt niet duidelijk wat voor fout. In Ahrimans ogen zou de beoogde machine sowieso onmogelijk zijn omdat hij op metafysische principes gebaseerd moet zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat Strader daarvan onder de indruk geweest kan zijn.
Strader sterft. In de afscheidsbrief die hij aan Benedictus nalaat heeft hij het weliswaar over een ‘innerlijk gebrek in de grondgedachte zelf’, maar ik denk dat dat alleen van esoterische (metafysische) aard kan zijn. In de volgende zin meldt Strader dat hij niet Ahriman als zijn tegenstander ervaart, maar zijn eigen foutieve denken. In de laatste woorden van de vier Mysteriedrama’s verwijst Benedictus naar opstanding van Strader: “Straders zonneziel. die door sterking van zijn geestkracht de bode van de dwaling dwong tot wijken, zal als geestesster zijn vrienden voorgaan …”
Zat er een fout in de machine? Ik denk niet dat Ahriman in staat is een wezenlijke fout in een op spirituele principes gebaseerde machine te zien. Hij ervaart wel Strader als een gevaar. Dat wijst Strader op een fout in zijn eigen denken. Ik vermoed dat dat te maken heeft met de beoogde toepassing van zijn machine. De steun hierbij van Romanus, die bang is voor Ahriman, zit hem in elk geval niet lekker. Wellicht is dit de reden dat Strader zich net als zijn vrienden zich van het project afkeert. De juiste mensen steunen hem niet, de verkeerde wel. Het zou niet helpen om Ahriman te verlossen. Wellicht geeft het feit dat Hilarius’ bedrijfsleider, die het bedrijf zeer lang heeft gediend, zich faliekant tegen het project keerde ook een hint.
Ik vermoed dat Straders leven voltooid is doordat hij een cruciale stap in zijn denken kon zetten. Zijn dood wijst dan niet op een mislukking maar eerder op een toekomstige opstanding. Ik was jarenlang van mening dat de Mysteriedrama’s met de 49 scenes voltooid waren. Judith von Halle wijst op mogelijk drie vervolgdrama’s. Wellicht terecht. Ik heb haar boek hierover nog niet bestudeerd.