De wandelaar

van_gogh_sterrennacht_1889

Het is bijna middernacht. De wandelaar verlaat zijn huis en gaat op weg. Hij is zich niet bewust van een speciaal doel, maar wil de nacht benutten. Het is een kans, een mogelijkheid om aan de chaos te ontsnappen Misschien kan hij wat rust en helderheid brengen in zijn rondmalende gedachten.
Het leven, de wereld, de schepping, als daar inderdaad al sprake van is, het zijn allemaal verzamelingen van zinloze toevalligheden. Ziek of gezond, arm of rijk, doelloos of gemotiveerd, vrede of conflict, het ligt allemaal dicht bij elkaar. Met grote willekeur treffen rampen of zegeningen de argeloze aardebewoner. Het leven lijkt een loterij. Het bepalen van een doel, voor wie of voor wat, is op zichzelf al zinloos.

De wandelaar heeft het pad reeds vaak gelopen. Hij houdt ervan om kleine veranderingen uit te proberen en kijkt er af en toe naar uit. Soms voelt hij zich zelfs schuldig als hij dit niet doet. Nimmer betreden paden verlangen er naar om gezien te worden. Zij verdienen het om ze te gaan, zelfs als de wandeling daardoor onverwacht lang of kort wordt, of door een minder aantrekkelijk gebied voert.

Alle mogelijke levensdoelen zijn al overwogen en verworpen in het licht van de willekeur van het lot. Het leven is soms best aangenaam. Hij is gezond, het werk is interessant, verdiensten zijn uitstekend, collega’s zijn vriendelijk. Vrienden zijn er weliswaar niet, maar die zouden het besef van de oppervlakkigheid van het bestaan alleen maar vergroten. In de week van somberheid, die eens per maand terugkeert. reikt hij in de diepte naar de kern van de waarheid. In de lichtere weken verdwijnt die weer volledig uit het zicht.

In de laatste huizen voor hij het park bereikt brandt nog een enkel licht. Het ziet er binnen gezellig uit. Mensen drinken een glaasje en zitten wat te praten. Zij ontsnappen aan de onzin van het bestaan en maken er het beste van zolang hen dat gegeven wordt.

Zou hij dat ook moeten doen? Gezelschap zoeken, een vrouw? Hij gruwt bij de gedachte wanneer hij daar langer over nadenkt. Commentaar op je kleding, op je eetgewoontes, koffievisites met familie en kennissen, praatjes over kinderen, auto’s, voetballen, vakanties. Kinderen? Kun je de zinloosheid dan zomaar doorzetten? Moeten er dan nieuwe mensen op deze wereld komen die ook niet weten wat ze hier moeten?

In het park ziet hij een andere late wandelaar die zijn hond uitlaat. Het dier snuffelt en kijkt. Het is helemaal zintuig, helemaal aan de oppervlakte. Het waarom en waartoe komen niet bij hem op. Vermoedelijk is de hond veel gelukkiger dan de vergeefse zoeker. Toch zou hij niet willen ruilen, zelfs niet als hij aan de definitieve afgrond van het bestaan zou staan en de laatste, enig mogelijke beslissing zou nemen en zou springen. Nu heeft hij de moed nog niet. De weken van oppervlakkigheid zijn nog aangenaam. Eens zal de keuze komen: je er aan overgeven of springen. Hij is bang voor de leegte van het eerste en mist nu nog de moed voor het laatste.

Aan het eind van het park steekt hij een lege, spookachtig verlichte weg over en kiest het pad naar een verwaarloosd landgoed. Eerst bosjes met eiken, daarna komt hij in een beukenbos. Het is donker en kaal, maar de grote, indrukwekkende bomen met hun hoge, kale takken geven een gevoel van ruimte. Ver boven zich ziet hij hier en daar een ster.

Nogmaals overziet hij zijn leven. Hij beleeft opnieuw het gevoel van verbijstering van zijn jongste kinderjaren wanneer de leegte van de wereld hem besprong. Hij had zorgzame ouders en hij was ongetwijfeld in liefde geboren, maar zij hadden geen kans gezien hem een perspectief te bieden.
In de kerk beleefde hij af en toe iets heiligs. De rituelen herinnerde aan een veel zinvollere tijd. Een enkele keer was er een gebaar van een priester dat hem trof. Er werd dan een bezieling zichtbaar die zijn oorsprong leek te hebben in een ver verleden. Het was echter duidelijk dat de kerk als geheel deze helemaal was vergeten. Zij was in verval en onderhield slechts gewoontes waarvan de zin vergeten was en kon de mensen niet meer inspireren. Hij had haar en de god waarvoor zij zei te spreken de rug toegekeerd.

Scholen en universiteit had hij afgemaakt en hij had een goede baan gevonden. Eigenlijk was deze hem geschonken. Hij had er nauwelijks moeite voor hoeven doen. Maar het leek alsof dit alles de leegte en zinloosheid nog eens benadrukte. Waar diende dit voor? Waarom had hij een veel beter leven dan vele anderen als hij niet wist wat hij ermee moest doen? Juist doordat er geen problemen op zijn pad kwamen was het leven des te pijnlijker.

Zijn tred verlangzaamt terwijl zijn gedachten sneller en sneller malen. Op een open plek, waar de sterren wat meer vrij spel hebben, komt hij helemaal tot stilstand. Hem bespringt een gedachte die zo fantastisch lijkt dat hij deze moet volgen, tot een einde moet doordenken. Er is geen ruimte meer om te bewegen. Als aan de grond genageld blijft hij roerloos staan en denkt verder.

Als je de werking van het lot van mens tot mens beschouwde leek er sprake van een grote willekeur. Binnen een leven was er echter vaak sprake van veel meer consistentie. Sommige mensen leken te worden achtervolgd door het noodlot, terwijl anderen zondagskinderen waren en voortdurend de wind mee hadden. Hij had wel eens gehoord dat het winnen van een loterij bij sollicitaties in Japan een aanbeveling was: iemand die één keer geluk had gehad, had een grotere kans op nog meer geluk. Het is daardoor verstandig om zo’n werknemer aan te nemen.

Hoewel met deze politiek het lot een handje werd geholpen is het toch fascinerend je af te vragen hoe het lot wist bij wie welk patroon van gebeurtenissen past. Dit kan alleen als bij de geboorte het lot al een pad had uitgestippeld. Misschien was het plan al veel eerder gemaakt, ouders en geboorteplaats spelen immers een belangrijke rol.

Er zijn dus machten buiten ons leven in actie die op het leven een grote invloed hebben en dit met een bepaald patroon kleuren. Zouden zij willekeurige keuzes maken uit de mogelijke levenspatronen of zit hier een groter plan achter? Maar waarom zou de willekeur die hij juist binnen het leven had verworpen wel gelden tussen de levens van de verschillende mensen. Dat is toch onzin, maar waarop is deze keuze dan gebaseerd, waardoor wordt het patroon van het lot in een mensenleven bepaald?

Hij kan zich niet meer bewegen. Elke stap, elke armbeweging, zelfs het verschuiven van de blikrichting die op een kolossale beuk is gefixeerd, kan het denkproces verstoren en dit bereikt nu zijn culminatie.

De enige reden waarom levens zich langs verschillende patronen voltrekken kan toch alleen maar zijn dat de bewoner van dat leven, de mens die dat leven moet leiden, niet willekeurig is. Maar als dat zo is heeft hij dus een verleden. Wat kan dat verleden zijn? Wat bepaalt het patroon van dit leven? Dat kan toch alleen maar een ander, eerder leven zijn??!! Hier of elders. Op deze aarde of op een andere plek in de schepping. Natuurlijk!! Elk leven is er een uit velen!! Bij geboorte hebben we al een verleden. Het lot dat ons in een leven treft is de consequentie van dat verleden.

De wandelaar snakt naar adem. Heel voorzichtig begint hij zich weer te bewegen. Het duizelt hem. Een volstrekt nieuw perspectief opent zich. Duizenden vragen doemen op. Allereerst de vrijheid. Hij weet zeker dat hij momenten van vrijheid heeft. Alleen al het feit dat het concept vrijheid bestaat bewijst dat het er in potentie is. Maar hoe verhoudt dit zich tot het zojuist ontdekte lot? En hoe zijn die vorige levens dan geweest? Kan hij zich daar iets van herinneren? Zijn er sporen van in dit leven, in de patronen van het lot terug te vinden? En hoe bepaalt dit leven het volgende?

Ineens beseft hij dat hij zijn tijd niet moet verdoen. Hij is ergens naar op weg. Het is nog wel niet duidelijk waarheen, maar hij heeft iets te doen, iets voor te bereiden in dit leven. En als het lot niet willekeurig is zou dit hem helpen het te vinden.

Een gevoel van haast overvalt hem. Hij versnelt zijn pas. Hij is vast niet de eerste die ontdekt heeft dat zijn leven een verleden en een vervolg heeft. Anderen moeten hem in dat besef zijn voorgegaan. Ze lopen hier ergens rond of hebben hun inzichten opgeschreven. Misschien kan hij ze ergens vinden. In hoog tempo slaat hij de weg naar huis in. Voor het eerst heeft hij een duidelijk doel en dit vervult hem met het nieuwe perspectief dat de 25 jaar die hij tot nu toe heeft geleefd niet helemaal voor niets hoeven te zijn geweest. Hij kan ze alsnog een zin gaan geven.

Hij heeft honger gekregen. Thuisgekomen bakt hij een ei en blijft nog uren in een stoel zitten, het verworvene overdenkend. Langzaam daalt het nieuwe leven in hem neer. Hij komt tot rust en uiteindelijk kan hij zich met een voldaan gevoel overgeven aan de slaap.

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven