Schaduwspel

Vincent van Vliet heeft een aantal van zijn artikelen gebundeld in Schaduwspel, Nearchus 2021. Zij zijn in de loop der jaren verschenen in Driegonaal. Hoewel ik hierop geabonneerd ben, slaag ik er vanwege een uiterst pijnlijke herinnering meestal niet in het tijdschrift te lezen. Ik heb hem daardoor gemist. Wel kwam ik hem tegen in New View, met een Engelstalige beschouwing waarin de Chinese gezondheidspolitiek tussen 1920 en 1930 werd vergeleken met de huidige internetmaatregelen in het Westen. Dat artikel is goed geschreven, gedocumenteerd, scherp doorredenerend vanuit een duidelijke focus, en daardoor noodzakelijkerwijs eenzijdig. Ik vond het interessant en ging op zoek naar meer materiaal van Vincent van Vliet en vond Schaduwspel.

Als een op oudere artikelen gebaseerd boek valt er wel wat op aan te merken. Er ontbreken een inleidende opzet en een historisch overzicht van het oorspronkelijke werk. Dit in contrast met de vele noten en verwijzingen naar externe bronnen. De veranderende stijl doet vermoeden dat de oudste artikelen achteraan staan. In plaats van een inleiding zijn er twee uitvoerige citaten. Het eerste is van Giorgio Agamben waarin hij in mei 2020 de politieke en maatschappelijke implicaties van het coronabeleid analyseert. Het tweede is van Carlo Carduff uit “The Pandemic Perhaps” (2015), review. Beide bediscussiëren de relatie tussen politiek en pandemieën. Politici, internationale organisaties en bedrijven benutten (en misschien zelfs veroorzaken) zulke uitbraken om hun posities te verstevigen. Of de auteur van het boek, Vincent van Vliet, deze inzichten onderschrijft, met zijn boek een nuance wil aanbrengen, of ze als startpunt voor een uitgebreidere discussie wil gaan benutten, blijft de startende lezer vooralsnog verborgen.

Het boek begint hierna met een beschouwing over het gebruik van public relations en de wijze van framen door de massamedia. De gevaren en de misbruiken worden uitvoerig beschreven. Ik had nog even de hoop dat de beide inleidende citaten als voorbeeld hiervan zouden worden genoemd. Deze framen de wereldwijde aanpak van een pandemie zeer duidelijk als een mogelijkheid om macht en invloed te veroveren en vergroten. Argeloze burgers worden in deze visie het slachtoffer en worden van hun vrijheid beroofd. Zo kan je het beschrijven, maar je kunt ook een verhaal houden over het nemen van verantwoordelijkheden in crisissituaties, over ontwakende sociale vermogens, over persoonlijke inzet van velen, over de mogelijkheden die een crisis biedt om als mens te groeien. Van Vliet is op de hoogte van de antroposofie, citeert Steiner, noemt de tegenmachten, maar gaat niet in op de morele groei van de mens en de mensheid in de confrontatie daarmee.

Het boek kan worden gelezen als een blik op de werking van de tegenmachten. Het is vanuit dat perspectief zeker de moeite waard, ondanks dat er nauwelijks aandacht wordt besteed aan het inzicht van Steiner dat in de strijd met het boze het goede kan ontstaan. De lezer wordt geleid langs de “smart city”, het “internet-of-things”(IoT), de bijbehorende 5G infrastructuur, het trans-humanisme en het trans-naturalisme (de versmelting van techniek met de mens en de natuur), de dreigende bio-technische en medische dominantie naar de ogenschijnlijke onvermijdelijkheid van totalitaire regimes. Als voorbeeld wordt de staat Singapore genoemd, goed georganiseerd, prima infrastructuur, groen, schoon, weinig misdaad, veilig, geen insecten, alles onder controle van een niet-democratische overheid die menselijke ontwikkeling binnen een materialistische context houdt.

Het betoog volgt soortgelijke lijnen als vele andere auteurs het afgelopen decennium zijn gevolgd, bijvoorbeeld Kelly (The Inevitable), Harari (Home Deus) en Kai-Fu-Lee (AI Superpowers). Langs verschillende wegen trekken zij consequent de technische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen door en eindigen in een toekomst waarin de techniek domineert en de mens een ondergeschikte rol speelt, of in het geheel geen. Kelly beziet dit optimistisch als een mooie taak, Harari ziet dit negatief en duidt er af en toe voorzichtig op dat ontwakend zelfbewustzijn een wending zou kunnen veroorzaken, en Kai-Fu-Lee voorziet (of hoopt) dat de vereniging van hoofd en hart de wereld kan veranderen. Een dergelijk perspectief, bijvoorbeeld vanwege de groei van de individuele moraliteit of door de geboorte van een nieuwe generatie, wordt bij Vincent van Vliet gemist. Desalniettemin, een nuttig boek. Het helpt de lezer in zijn persoonlijke worsteling de ontwikkelingen te duiden.

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven