Elektronenschillen en de aardeontwikkeling

Het verleden druk zich uit in het heden. Geologen en archeologen vinden in de aardlagen restanten van vroegere aardeperioden en vormen daaruit een begrip voor het verleden. Rudolf Steiner deelt mee dat de huidige aarde gevormd is op basis van vroegere ‘aarde’ toestanden. Zijn de sporen daarvan terug te vinden in de wijze waarop de materie van de huidige aarde gevormd is, bijvoorbeeld in de structuur van de atomen? Als dat zo is, wat drukt zich dan uit in de verschillende soorten atomen, de chemische elementen? Deze notitie stelt vooral vragen die zich voordoen als we op zoek gaan naar antwoorden.

De structuur van de atomaire wereld kan worden bestudeerd aan de hand van de spectraalanalyse. Het lichtspectrum van een zuiver, niet verontreinigd gas van een enkel element toont lijnen die corresponderen met de energie die vrijkomt als elektronen energie verliezen (‘naar een lager elektronenschil terugvallen’). Hierbij treden voor ieder element karakteristieke waarden op. Uit golflengtes en intensiteiten kan de bezetting van iedere schil worden bepaald. Voor alle elementen geldt dat er slechts zeven schillen zijn. De ne schil kan maximaal 2n2 elektronen bevatten: 2, 8, 18, 32, 50, 72, 98 voor n=1, .., 7. De schillen worden geleidelijk aan, bij toenemend atoomnummer, van onder af aan (n=1) opgevuld. Soms echter wordt al een hogere schil gebruikt voordat de vorige helemaal vol is. (Ik laat hierbij in het midden of elektronen fysiek bestaan of zich alleen manifesteren bij experimenten als de spectraalanalyse).

De aardeontwikkeling verloopt volgens Rudolf Steiner in zeven fasen: Saturnus, Zon, Maan, Aarde, Jupiter, Venus en Vulcanus. Dit zijn de grote planetaire fasen. Ieder fase kent weer zeven subfasen ( de ‘ronden’), en ieder daarvan ook weer zeven sub-subfasen (de ‘globen’). Dit zijn herhalingen van de voorgaande periodes en vooruitblikken op toekomstige fasen. Zo kent bijvoorbeeld de Maan de sub-subfasen, SS, SZ, SM, …, SV, ZS, ZZ, ZM, …, ZV, MS, MZ, MM, … MV, …., …. VV. In totaal 49. Beperken we ons echter voor de Maan tot de herhalingen van reeds voltooide fasen en de Maan zelf, dan hebben we alleen de volgende 9 sub- subfasen: SS, SZ, SM, ZS, ZZ, ZM, MS, MZ, MM. Onder een soortgelijke beperking heeft Saturnus slechts een enkele sub-subfase (SS), de Zon heeft er vier (SS, SZ, ZS en ZZ). In het algemeen heeft de ne planetaire fase onder de genoemde beperking slechts n2 subfasen.

Wat gebeurt er in een sub-subfase? De hele huidige aarde, vanaf Polaris, Hyperborea, Leimurië, Atlantis, na-Atlantis en nog twee te komen tijdperken, is zo’n enkele sub-subfase. Rudolf Steiner beschrijft dat er in ieder fase een ontwikkelingsstap wordt gemaakt. Hij richt zich in de Wetenschap van de Geheimen der Ziel vooral op de mens. Hij beschrijft dat zowel moet worden voorkomen dat de ontwikkeling te snel, maar ook dat die te langzaam gaat. Gaat deze te snel dan ontstaan er ‘gevallen’ wezens, die voor een verharding zorgen. Zij gaan de mensheid vooruit en bouwen de omgeving waarin we ons later incarneren, bijvoorbeeld de materie (opzoeken waar Rudolf Steiner dit eigenlijk beschrijft)

Wat gebeurt er bij een ontwikkelingsstap? Het is in feite een scheppingsdaad waarbij in de regel twee hiërarchieën zich met elkaar uiteen zetten. Dit is een interactie, waarbij soms de één actief is en de ander passief en soms omgekeerd. Nu komt de vraag op of zich dit in de atoomstructuren uitdrukt. Vanuit de n2 sub-subfasen van de ne planetaire periode zouden deze beide werkingen zich in de huidige materie kunnen manifesteren als de 2n2 elektronen in de ne schil. Ieder elektronenpaar zou dan corresponderen met een enkele sub-subfase. Op deze wijze is er dus een getalsmatige correspondentie tussen de maximale bezettingsgraad van de zeven elektronenschillen en het aantal soorten gevallen wezens die ontstaan in de niet-toekomstgerichte sub-subfasen van de zeven planetaire aardefasen.

Hierbij een tabel van enkele elementen. Voor een volledig overzicht zie een Wikipedia pagina of download dit copie.

1. waterstof1
2. helium2
3. lithium2 | 1
4. beryllium2 | 2
5. borium2 | 3
6. koolstof2 | 4
7. stikstof2 | 5
8. zuurstof2 | 6
10. neon2 | 8
13. aluminium2 | 8 | 3
14. silicium2 | 8 | 4
18. argon2 | 8 | 8
24. chroom2 | 8 | 13 | 1
26. ijzer2 | 8 | 14 | 2
28. nikkel2 | 8 | 16 | 2
29. koper2 | 8 | 18 | 1
32. germanium2 | 8 | 18 | 4
50. tin2 | 8 | 18 | 18 | 4
51. antimoon2 | 8 | 18 | 18 | 5
72. hafnium2 | 8 | 18 | 32 | 10 | 2
78. platina2 | 8 | 18 | 32 | 17 | 1
79 goud2 | 8 | 18 | 32 | 18 | 1
82. lood2 | 8 | 18 | 32 | 18 | 4
92. uranium2 | 8 | 18 | 32 | 21 | 9 | 2

Bij het bekijken van deze tabel komen een aantal waarnemingen en vragen naar voren:

We zien de geleidelijke vulling van de zeven schillen, waarvan we ons afvragen of dit manifestaties zijn die te maken hebben met de zeven aardefasen.

De schillen vullen zich geleidelijk tot het genoemde maximum van 2n2, corresponderend met het aantal herhalingen in sub-subfasen tot en met de betreffende planetaire fase.

Echter, de planetaire ontwikkeling is nog lang niet ten einde, we zitten nu iets over de helft van de 4e fase. De 4e schil (met een maximum van 16 elektronenparen) loopt echter wel vol, zie bijvoorbeeld hafnium.

Het totaal aantal elektronen van hafnium is wel een interessant getal: 72 is ook de maximale grote van de 6e schil. Ik weet niet of dat experiment uitgevoerd zou kunnen worden, maar in principe zou bij verhitting van hafnium, of bij belichting met voldoende energierijk licht, alle elektronen naar de 6e schil kunnen worden verplaatst. In de aardeontwikkeling is dit de venusschil. Iets soortgelijks geldt voor tin m.b.t. de jupiterschil, voor germanium m.b.t. de aardeschil, etc. en ook voor argon (maan) en zuurstof (zon). Bij helium is de saturnusschil al gevuld.

Niet in deze tabel opgenomen, maar wel bekend uit de spectraalanalyse is dat ook de subfasen herhalingen in de spectra zichtbaar zijn. Zo vallen de 8 in de 2e schil uiteen in 2 en 6, en de 18 in de derde schil in 2, 6 en 10. De fysische verklaring hiervoor valt terug op de kwantummechanica.

De geopperde mogelijke relatie tussen de planetaire aardefasen en de opbouw van de elementen lijkt ver gezocht. Er is weliswaar een duidelijke getalsmatige correspondentie tussen de capaciteit van de schillen en het aantal ontwikkelingsstappen van de aarde. De vulling van de schillen lijkt echter vooruit te lopen doordat er schillen (noodzakelijk!) gebruikt worden die zouden corresponderen met nog niet aangebroken aardefasen (Jupiter, Venus en Vulcanus). Toch gebeurt dit ook op andere plaatsen. Karakteristieken van de menselijke levensloop zijn met 7×7 fasen (jaren) te beschrijven (Lievegoed). De tijdperken en cultuurperioden van de huidige aarde (globe) zijn ook in 7×7 fasen te beschrijven. We bevinden ons momenteel in de 5e na-Atlantische cultuurperiode, een voorafspiegeling van de Jupiterfase. Is het dan te begrijpen dat er al scheikundige elementen in de aardematerie kunnen worden gevonden die al een manifestatie van een toekomstige planetaire fase zijn?

Zeer voorzichtig, tastend, wordt nu het volgende geopperd.

In iedere grote planetaire fase zijn er subfasen en sub-subfasen die een herhaling zijn van eerder doorgemaakte ontwikkelingen, maar er zijn er ook die vooruitlopen op de toekomst. Daarnaast zijn er ‘hoogtepunten’ die op een of meer manieren een cruciale stap vertegenwoordigen. De huidige aarde sub-subfase is daar een voorbeeld van. We bevinden ons zowel in de ‘aarde-globe’, van de ‘aarde-ronde’ van de ‘aarde-planeet’. De vorige sub-subfase was echter de maanglobe van de aarde-ronde van de aarde-planeet. Enkele ronden daarvoor ware we nog in de vulcanusglobe (toekomst) van de maanronde (verleden) van de aarde-planeet (actualiteit). Bovendien moeten we nog in aanmerking nemen dat een dergelijke volgorde niet al te strikt moet worden opgevat omdat de tijd niet altijd was zoals wij hem nu soms schetsen. Meerdere ontwikkelingsstappen kunnen tegelijk aan de orde zijn.

Nu terug naar de elektronenschillen. Er zijn 29 elementen waarvan de eerste drie schillen volledig zijn gevuld. Dit aantal is precies gelijk aan de doorgemaakte 26+3 sub-subfasen die op te vatten zijn als een volledige herhaling, dan wel als een afgesloten actualiteit (SSS, ZZZ, MMM). Dit element (29) is koper. In feite had dit al bij zink (28) kunnen zijn, maar daar treedt een kleine onregelmatigheid op. Interessant is dat al veel eerder de vierde schil (de ‘aarde-schil’ (?)) af en toe wordt benut. We zouden hier wat overmoedig kunnen spreken van een vooruitlopen op de toekomst. Dit verschijnsel blijft verder ook het geval en is in overeenstemming met het feit dat in vroegere aardeperiodes (sub-subfasen) toekomstige periodes al werden bezocht.

Bekijken we nu het element hafnium dan zien we dat de eerste vier schillen volledig zijn bezet en er reeds een begin is gemaakt met het opvullen van de vijfde en de zesde schil. Dit wijst misschien toch wel sterk naar de toekomst. Misschien is er een samenhang met het feit dat dit element pas in de vijfde na-Atlantische cultuurperiode werd ontdekt, een voorbode van de Jupiter-fase. Het totaal aantal elektronen van hafnium, 72, correspondeert met een elektronenschil die, als hij gevuld zou zijn, verwijst naar het einde van de Venus ontwikkeling. Dit is het einde van de zesde aardefase. Rudolf Steiner laat die samenhangen met het getal 666, het getal van het beest: in deze aardefase zijn er zes subfasen van ieder zes sub-subfasen voltooid. Als alle met de Vulcanus fase, de zevende, samenhangende toekomstgerichte sub-subfasen worden genegeerd dan zijn er 6×6×6=216 puur op het verleden gerichte ontwikkelingsstappen. Dit zou overeenkomen met een atoom waarvan de eerste zes schillen volledig zijn gevuld. Dit kan vooralsnog niet bestaan omdat dat een zeer zware kern zou moeten hebben waarvoor de huidige atoomkrachten te zwak zijn. Hafnium wijst weliswaar in de richting van zo’n element, maar bevat nog veel lege plekken in de schillen vijf en zes.

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven