Dit boek kan worden beschouwd als een vervolg op Transcendental Universe. Wellicht is het de vrucht van een verdere ontwikkeling van de auteur. Het mysterie van geboorte en dood is het vierde in de reeks van zeven: de afgrond, het getal, de alchemie, geboorte en dood, het kwaad, het woord en godsvrucht. Het boek is gewijd aan de vragen: waar waren wij voor de geboorte, waar zullen we zijn na de dood?
Hoofdstuk 1, Spiritualism and Necromancy, start met het in herinnering roepen van de zeven levensfasen, o.m. genoemd door Shakespeare. Hiervan worden er maar vijf bewust beleefd: baby, kindertijd, jeugd, volwassenheid en ouderdom. Daarnaast zijn er nog twee vrijwel onbewuste perioden: de baarmoeder en het graf. Met spiritisme en zwarte kunst worden deze enigszins opgeroepen, maar worden niet echt bereikt. Soms als gevolg van fraude, vaak doordat de fysieke werkelijkheid onvoldoende wordt verlaten.
De inzichten van de theosofen komen aan de orde in Hoofdstuk 2, The Theosophists. De zeven mysteriën hangen samen met zowel de vroegere aardefasen, de globen, maar ook met de zeven levensfasen. Er zijn volgens Blavatsky zeven globen en wij leven nu op de vierde. Er geldt voor all drie de zeventallen, de levensfasen, de aardefasen en de mysteriën, dat zij een boog spannen tussen zijn en niet-zijn, tussen God en leegte, tussen oneindig en nul. De leegte is potentie. Wat we beleven in ons leven is de ontmoeting tussen deze uitersten.
Iedere nieuwe fase in deze ontmoeting is emergent: er ontstaat iets wat niet noodzakelijk uit het voorgaande volgt. Een duidelijk voorbeeld is het water. Het heeft nieuwe, andere eigenschappen dan de zuurstof en de waterstof waaruit water is gevormd.
Interessant is dat in dit hoofdstuk ook het elektron en de relativiteitstheorie worden genoemd als een stap in het denken van de mens. Materie en geest staan als ultieme concepten tegenover elkaar. Daartussen bevindt zich onze analyse van de werkelijkheid zoals we die op een zeker moment waarnemen. Dit leidt in onze beeldvorming en de daarop gebaseerde experimenten tot atomen, elektronen en de relativiteitstheorie.
Leven is, zoals Harrison het beschrijft, emergent en in oorsprong niet-materieel. Het manifesteert zich in de mensen, dieren en planten (en zelfs soms in metalen en mineralen) via de materie. Karma en reïncarnatie spelen hierbij een belangrijke rol. Met de dood wordt het karma voorlopig afgesloten en met de geboorte komt het in het nieuwe leven op een geheel nieuwe wijze tevoorschijn. Dit proces is soortgelijk aan de overgangen tussen de derde, vierde en vijfde planetaire fase. Hierbij wordt ook de zogenaamde achtste sfeer genoemd waarin al het onverwerkte karma wordt verzameld.
Ontwikkeling gaat soms heel langzaam, maar wordt van tijd tot tijd versneld. Vanaf de 11e eeuw begon er zo’n versnelling in Europa, vooral na de 16e en in de 20e eeuw. Dit heeft veel te maken met de komst van Christus, waardoor de ‘Prins der duisternis’ vaart moest maken. Harrison legt een verband met de strijd van deze prins met de ‘angelic intelligence’. (RD: te vergelijken met de “Sturz der Geister der Finsternis” zoals beschreven door Rudolf Steiner en de daarmee samenhangende overgang van de kosmische intelligentie naar aardse intelligentie).
Hoofdstuk 3, The Terrestial chain, gaat uitvoerig in op de vierde fase van de planetaire ontwikkeling, de huidige aarde. Deze vormt een soort dieptepunt met de vorming van de materie uit de geest. Hierna moet er weer een opgang plaatsvinden, ook te begrijpen als een overgang van involutie naar evolutie, samenhangend met het mysterie van geboorte en dood. Waar de opgang uitblijft is de dood definitief en ontstaat de achtste sfeer.
Instinct, intuïtie en taal vormen belangrijke elementen in de overgang. Intuïtie is voor Harrison een hogere vorm van instinct omdat er dan enig bewustzijn en begrip aan is toegevoegd. Door het geschenk van de taal kan begrip ook worden verwoord. Instinct is het instrument van de natuur. Voor het zelf scheppen van kunstmatige objecten heeft de mens intelligentie nodig: begrip voor de natuurwetten.
Harrison volgt Bergson m.b.t. de rol van creative evolutie. De ontwikkeling mag niet stoppen bij intuitie (in de termen van Harrison en Bergson), maar moet zich verder ontwikkelen tot intelligentie, zodat de mens en daardoor de mensheid zich de vrijheid kan veroveren. De mensheid wordt gezien als van een hogere orde dan de individuele mens.
De positie van spraak en taal is in Hoofdstuk 4, Evolution and Human speech, nader uitgewerkt. Taal is in essentie symbolisch, het brengt kennis, maar is ook een bron van misverstanden. De wiskunde is, aldus Harrison, exacter en een goed hulpmiddel bij het creëren van techniek en machines. Hij voorziet, in 1929 al, ook machines die kant en klare producten van het denken zullen leveren (AI!). Uiteindelijk zullen we afscheid van de taal moeten nemen omdat deze voor het geestelijk leven te onvolmaakt is. Interessant is dat dit wordt geïllustreerd met in seances opgeroepen doden die afscheid namen bij vertrek naar hogere sferen op het moment dat ze zich niet meer goed konden uitdrukken.
In Hoofdstuk 5, When We Awake, wordt de stap beschreven waarin de mens zichzelf vindt. Thomas van Aquino en de scholastiek worstelden nog met de erfenis van Aristoteles in een poging tot, een vrij, zelfstandig denken te komen. Pas met de dualiteit die met Descartes kwam ontstond een denken dat zich tegenover de wereld kon plaatsen en zich er daardoor ervan kon bevrijden. Materie en geest kunnen pas verenigd worden door het occultisme, aldus Harrison (RD: vergelijkbaar met wat Steiner over de geesteswetenschap zegt). De vraag wat er na de dood gebeurt beantwoordt hij echter vervolgens geheel vanuit het perspectief van de levende achterblijvers: in hoeverre kunnen zij de geest als geestverschijning nog waarnemen? De dode heeft zijn fysieke lichaam niet meer nodig, maar zal uiteindelijk worden hergeboren op de volgende, de vijfde globe. In antroposofische termen is dit Jupiter. Volgens Steiner zou dat al in de volgende cultuurperiode kunnen zijn. Spraak en taal zullen daar veel minder van belang zijn, omdat er daar een directer contact zal zijn tussen te mensen.
Ether is het vijfde element, naast aarde, water, lucht en vuur. Alle onsterfelijke en goddelijke wezens ademen de ether, aldus Hoofdstuk 6, The Etheric Body. De materiële wereld bestaat tijdelijk, de etherwereld is eeuwig. Het leven manifesteert in een materieel lichaam, maar daarnaast bestaat er ook een ether lichaam en ook een geestelijk lichaam. Harrison baseert zich gedeeltelijk op de geschriften van fysicus Oliver Lodge, die naast een gerenommeerd wetenschapper ook een onderzoeker van spiritisme en occulte verschijnselen was. Er is door velen betoogd dat Lodge zich heeft laten misleiden.
Harrison plaatst de oorzaak van vele metafysische verschijnselen in de etherwereld. Deze is voor het leven van een grotere invloed dan de materiële wereld. Zo waarschuwt hij dat een misdadiger na voltrekking van een doodstraf vanuit de etherwereld gevaarlijker kan zijn dan wanneer hij was blijven leven. De werking van geesten en demonen, en bezetenheid vinden hun oorsprong in de etherwereld. De etherwereld kan een bron zijn van kwaad. Een duidelijk beeld heeft de auteur hier echter niet van. Hij sluit het niet uit dat werkingen vanuit de etherwereld fotografeerbaar zijn. Hij vermoedt dat wat soms het astraal lichaam wordt genoemd hetzelfde is als het etherlichaam.
Hoofdstuk 7, The Linking of this Chain, werkt toe naar een interessante gedachte over de toekomst van de mensheid. De auteur suggereert, op grond van zijn occult inzicht, dat het in potentie een zich binnenkort te voltrekken versnelde evolutie betreft.
Allereerst gaat hij in op de problemen van de huidige tijd (1929). De gevolgen van WO I zijn nog steeds zichtbaar. Economische instabiliteit, degenererende seksuele moraal, misbruik van taal en geschriften voor het verspreiden van angst en leugens, spirituele experimenten die niet werkelijk de wereld van de doden bereiken, maar slechts resten van wat zij hebben achtergelaten. We worstelen met de dood maar dringen niet door tot de essentie.
Op een gegeven moment zal de huidige aardefase, de vierde, overgaan in de vijfde. Is deze overgang op de een of andere manier te vergelijken met de overgang van de dood? In een poging deze vraag te beantwoorden worden de begrippen symbiose en meta-symbiose behandeld. Tegenwoordig zouden we het hebben over diversiteit. Een veelheid van planten- en diersoorten ondersteunen elkaar. Op vele niveaus voelen verschillen zich tot elkaar aangetrokken. Dit geldt zowel voor de levende organismen als voor de componenten van de materie zelf: verschillenden soorten moleculen en atomen zoeken elkaar op. Zo ook de elektronen en protonen. Zelfs de elektronen onderling vormen het liefst paren (van tegengestelde spin).
In het groot geldt dit ook voor de planeten en sterren. Een verrassende mededeling van Harrison is dat onze zon in feite een dubbelster is. Ver buiten ons planetenstelsel, maar vanuit de andere sterren gezien toch daar vlak bij, bevindt zich een donkere dubbelganger. Er vinden kosmische catastrophes plaats samenhangend met het plotseling oplichten en weer uitdoven van een ster. In het algemeen wordt hier weinig acht op geslagen. Ook aan gebeurtenissen vlakbij, zoals de grote brand van London in 1666, gaat men voorbij zonder tot de wezenlijke betekenis door te dringen.
Zoals op andere plaatsen in het boek, wordt hier Paulus geciteerd die over toekomstige grote gebeurtenissen voorspelt dat we niet allemaal zullen sterven, maar wel in een oogwenk zullen veranderen. Tussen de regels door suggereert de auteur dat dit mogelijk binnenkort te gebeuren staat (onder invloed van de donkere dubbelganger?) en dat we plotseling overgaan naar de vijfde aardefase en daarbij ons fysieke lichaam zullen verliezen en verder leven op basis van ons etherlichaam.
Tot slot deelt Harrison mee dat e.e.a. bekend zou zijn bij een niet verder gespecificeerde occulte broederschap. Hij dankt twee broeders die hem dit kwamen meedelen en expliciet niet om geheimhouding hebben gevraagd. De lezer kan als conclusie trekken dat het boek daarbij het resultaat is van deze ontmoeting.
Het afsluitende Hoofdstuk 8, A Changing Web, wil enkele losse draadjes afhechten. De spirituele mediums worden nogmaals gediskwalificeerd als niet tot de essentie doordringend. Het gevaar van spraak en taal zal worden gezien en overwonnen door andere, meer spirituele communicatiemiddelen. Spengler en Lodge zijn voorbeelden van tijdgenoten die de overgang voelen aankomen. In de natuurwetenschappen worden de quantum deeltjes en vele vormen van straling uitvoerig bestudeerd. Zij vormen een overgang tussen de materiële en etherische werelden.