Begrijpen tussen oorzaak en gevolg

Als 23-jarige schreef Rudolf Steiner Waarnemen en Denken (Grundlinien einer Erkenntnistheorie  der Goethischen Weltanschauung, GA 2). Ieder die wel eens scripties van studenten van deze leeftijd heeft gelezen zal verbijsterd zijn over de volwassenheid en zelfverzekerdheid waarmee hij zich als autonome denker manifesteert. Hoe is het mogelijk dat iemand van deze leeftijd zich zo duidelijk en overtuigend zonder aarzeling zich afzet tegen het gangbare wetenschappelijke denken en een geheel nieuwe denkrichting inslaat? Deze is weliswaar geïnspireerd door Goethe, maar wordt hier van een stevig fundament voorzien.

Ik beperk mij hier tot hoofdstuk 16, “De organische natuur” waarin de Goetheanistische wereldbeschouwing zeer duidelijk tegenover het gangbare materialisme wordt geplaatst. Deze is in het vorige hoofdstuk over het doorgronden van de anorganische natuur al uitvoerig aan de orde gekomen. De karakteristieke tegenstelling tussen het begrijpen van de beide gebieden wordt vooral duidelijk bij het beantwoorden van de vraag: “wat is de oorzaak van een waargenomen fenomeen?”.

In de anorganische natuur hangen oorzaak en gevolg via natuurwetten samen. Kent men deze wetten dan kan het pad terug gevolgd worden van gevolg naar oorzaak. Steiner gaat er impliciet van uit dat dit pad in principe uniek gevonden kan worden. Hij bediscussieert niet het probleem dat verschillende oorzaken hetzelfde gevolg zouden kunnen hebben. Voor hem is dit hier niet essentieel, omdat hij verder terug wil. Komen we bij een oorzaak aan, dan kan opnieuw de vraag gesteld worden: hoe volgt deze oorzaak als gevolg uit een eerdere oorzaak? Als dit pad tot het einde wordt gevolgd komen we bij de “eerste of onbewogen beweger”. Dit is het allereerste punt in de schepping waarvoor geen diepere oorzaak vastgesteld kan worden. Dit punt is, aldus Steiner, uniek voor de gehele anorganische wereld. De hele kosmos vindt zijn oorsprong in dit punt. Tegenwoordig zouden we naar de “Big Bang” kunnen wijzen.

Het principiële verschil tussen de anorganische wereld en de organische wereld is nu dat het voor deze laatste niet mogelijk is om een unieke oorsprong te vinden. Voor verschillende gebieden (de plantenwereld, de diersoorten, de mensen) zouden we, als we in staat zouden zijn steeds opnieuw naar de oorzaken van de oorzaken te springen, bij verschillende punten uitkomen. Zij hebben geen gemeenschappelijke oorzaak.

In hoofdstuk 16 wordt nu betoogd dat het natuurwetenschappelijk onderzoek probeert de weg helder te krijgen van oorzaak naar gevolg, naar verder gevolg, enzovoorts. In de anorganische wereld, het meest duidelijk in de mechanica, vinden we dan natuurwetten die als het ware oorzaak en gevolg als twee punten uiteen leggen en de sprong daartussen in een heldere wetmatigheid vastleggen. In de organische wereld daarentegen, aldus Steiner, bestaat er een fluïdum tussen oorzaak en gevolg. Er is geen sprong tussen twee punten, maar geleidelijk verandert het organisme door de oorzaak. De weg die wordt afgelegd en het resulterende gevolg zijn niet gedetermineerd door de oorzaak, maar passen bij de karakteristiek van het organisme. Dit moet misschien nog sterker worden geformuleerd: er is geen duidelijk af te bakenen oorzaak, maar er is oorzaak werkend gedurende de gehele veranderingsweg.

Steiner spreekt voortdurend in algemene termen en geeft nauwelijks voorbeelden. Laten we zelf proberen te begrijpen wat hij zegt. Stel, door een stormvlaag is er een tak van een eikenboom afgebroken. Hoe herstelt de boom zich en ziet hij er na een jaar uit? De storm is de oorzaak. De vorm van de eik na een jaar is het gevolg. Het afbreken van de tak zelf kunnen we nog als een gebeuren in de anorganische wereld beschouwen. De kracht en de richting van de wind, het zwiepen van de takken, het scheuren van bepaalde vezels in de bast en de kern van de tak, zij volgen nog min of meer de natuurwetten.

Maar dan gaat de boom zich herstellen. Er is een opening in het bladerendek. De groei van nieuwe takken wordt gestimuleerd. Sommige krijgen meer kans om nieuwe bladeren te vormen en groeien verder uit. Hoe dit precies gebeurt hangt af van wind, zon, regen, aarde, positie t.o.v. buurbomen e.d. af. Het wordt ook bepaald doordat we met een eik te maken hebben en niet met bijvoorbeeld een beuk. De eik doet dat op zijn eigen manier. Als we het herstel proces volgen kunnen we zeggen: dit is zoals een eik het doet. Gedurende het gehele herstelproces grijpt het ‘eikwezen’ in. Steiner gebruikt hiervoor het woord ’type’. Dit is niet een oorzaak, maar refereert naar het continuüm tussen de oorzaak, de afgebroken tak, en het gevolg, de na een jaar veranderde vorm van de boom.

Kunnen we de organische wereld begrijpen zoals de anorganische? Voor beide zou de zelfde natuurwetenschappelijke methode geschikt zijn: het verzamelen van waarnemingen moet tot begrip leiden. Hoe gaat dat? Steiner wijst op de intuïtie. We kennen die bij het beschouwen van fenomenen uit de anorganische wereld als we ons afvragen: wat gebeurt daar? Hoe komt dat? Er kan een aha-beleving ontstaan die leidt tot een eerste formulering van een wetmatigheid. Deze wordt geverifieerd en eventueel bijgesteld.

Maar wat is het begrip? Is dat het aha-moment of is dat de geformuleerde wetmatigheid?  Is de laatste niet eigenlijk een poging de eerste te verwoorden? In de anorganische wereld kan dat vaak zo scherp dat de natuurwet in een formule is te vatten, uitgedrukt in meetbare grootheden. Deze grootheden beschrijven de oorzaak. De uitkomst van de formule is het gevolg.

In de organische wereld kan dat niet meer. We kunnen niet komen dan tot een kwalitatieve omschrijving van de wijze waarop het gevolg uit de oorzaak ontstaat. Maar er is hier wel degelijk een intuïtie die als een openbaring ons duidelijk maakt hoe het organisme op de oorzaak reageert. We kunnen dat niet verder komen dan een karakterisering van de weg, van het veranderingsproces. We kunnen nog steeds een aha-beleving hebben omdat we in deze karakterisering de wezenlijkheid van het organisme herkennen. We ervaren dan ons begrip omdat we de zintuiglijke waarneming met het wezen kunnen verbinden.

Het meest duidelijk wordt dit als we in de organische wereld een mens beschouwen, bijvoorbeeld als we waarnemen hoe een vriend door iemand anders wordt beledigd. Zij reactie kan bijvoorbeeld zijn heftig agressief, gelaten, negerend of mild. We kunnen hierin zijn persoonlijkheid herkennen. Bij een goede waarneming kunnen we zelfs het pad zien tussen het moment van beledigen, langs het horen, begrijpen, verwerken en reageren. Zelfs in de wijze waarop hij hier veel later eventueel nog op terugkomt is hij te herkennen.

Dit boek, Waarnemen en Denken heeft Rudolf Steiner geschreven lang voordat hij de antroposofie ontwikkelde. Hij gebruikt dus nog geen termen als etherlichaam, ziel en ik. Later zal hij duidelijk maken dat het verschil tussen de anorganische wereld en de organische wereld is dat in deze laatste de etherwereld werkt in het fysiek. De voor een organisme specifieke etherkrachten werken dus van binnen uit het organisme en beïnvloeden daardoor permanent de reactie op een verandering in de omgeving. De etherwereld is een bron van creativiteit. Hierdoor is zo’n reactie niet gedetermineerd zoals in de anorganische wereld.

Voor hoofdstuk 16 kan bovenstaande toevoeging interessant zijn. Voor de boodschap van het boek is vooral van belang de rol van de intuïtie tussen waarnemen en denken te zien. We moeten ons realiseren dat als we menen iets te begrijpen dat dat  komt doordat in de waargenomen fenomenen de veroorzakende wezenlijkheid wordt herkend.

Print Friendly, PDF & Email
Scroll naar boven